Bij wijze van inleiding

Op 4 januari 2001 trok ik met een loodzware rugzak op mijn rug en een interrail treinkaart in mijn zak, de deur van de Lage Rijndijk 92c achter mij dicht. Voor mij lag een maand lange reis in het verschiet. Dat ik naar Italië ging, was het enige dat ik wist. Ik liet mijn 3 huisgenotes in onwetendheid achter.

Ik hield zorgvuldig een dagboek bij gedurende deze maand. Elke avond priegelde ik in een schriftje mijn belevenissen. Het is tijd geworden dit verhaal te publiceren. Daar gebruik ik deze blog voor.

Veel leesplezier,

Hendrik-Jan

zondag 14 januari 2001

12.10 uur, Roma Termini

De laatste zin die ik gisteren tot jullie richtte, schreef ik met het doven van de lampen want de ontmoetingszaal sloot exact op het uur tussen hond en wolf. Daardoor kon ik helaas niet meer de verse gebeurtenissen van die avond aan jullie rapporteren. Die wil ik jullie zeker niet onthouden, vandaar dat ik er op dit vroege tijdstip aan begin. Gisteren was een enerverende dag; ze vroeg veel van mij en daarom besteed ik vandaag goeddeels om mijn vermoeide benen enige rust te gunnen. Vandaar dat ik mij ophoud in de stationsrestauratie van het grote treinstation Termini om mijn rijke ervaringen met jullie te delen.

Ik kwam terug in het hotel van mijn lange zwerftocht; sliep kort-even en friste mij op met een heerlijk verkwikkende douche. Daarna ging ik naar beneden om mij te laven aan het avondmaal. Ik zat nog maar nauwelijks aan mijn pasta een verslag van de dag te schrijven met Goethe binnen leesbereik, of een oudere vrouw van middelbare leeftijd van het tafeltje naast mij keek uiterst belangstellend naar mij en mijn boek. Ze sprak mij zelfs aan en vroeg wat ik aan het lezen was. Het knauwende Engels dat haar mond verliet, verried dat ze Amerikaanse moest zijn. Haar uitermate flink gebouwde boezem, in combinatie met de voor het overige mollige verschijning wist het beeld te completeren.

Ik zat midden in een ingewikkelde zin maar liet het resterende gedeelte van de lange zin rusten om haar vriendelijk, doch beleefd, te woord te staan. Ik vertelde in mijn zeer gebrekkige Engels over Goethe en zijn prachtige boek die de laatste weken mijn naaste en enige reisgenoot geworden was. Ze zat nog een tafeltje verder en kon de helft van mijn onverstaanbare Engels helemaal niet verstaan; ze was een beetje doof rechts. Daarom liep ze spoedig met haar dienblad naar de lege stoel aan mijn tafeltje, rechts van mij zodat haar linkeroor voldoende gehoor kreeg. Ik legde het boek voor haar neer, maar ze kon niet zo goed lezen want haar leesbril lag nog op haar kamer.

Onderwijl vertelde ze mij over het verband tussen Rudolf Steiner en Goethe. Ik moest en zou, als Goetheliefhebber en daarmee ook als Steinerminnaar, naar Basel gaan op mijn terugweg. Daar werd juist onderzoek gedaan naar de botanische en metafysische bevindingen van de grote schrijver. Welke grote schrijver ze daarmee bedoelde bleef mij onduidelijk, omdat ze veelvuldig de namen met elkaar verhaspelde. In haar vurige betoog riep ze herhaaldelijk: ‘Rudolf Steiner says: ‘Goethe was stil living 2000 years before his time.’’ Ze deed dit in haar knauwerige Amerikaans op een volume die de hele eetzaal van het jeugdhotel van haar betoog deed meegenieten; ik kreeg er spontaan een piep van in mijn rechteroor.

Gelukkig kreeg ik ook kans om af en toe wat te vertellen. Ik vertelde over mijn ontmoeting met mijn reisgenoot die middag in de tuinen van de villa Borghese. Daarnaast redeneerde ik volop over de natuurfilosofie en een mogelijk verband tussen Goethe en Darwin. Maar de stof was moeilijk uit te leggen in mijn uiterst gebrekkige Engels. Mevrouw toonde echter alle geduld van de wereld en corrigeerde mijn verkeerd geconstrueerde zinnen. In haar enthousiasme tikten haar grote borsten met een even zo grote regelmaat tegen mijn bovenarm aan. De intieme toenadering leverde mij de geur op van de zojuist vermaalde blikjestonijn uit haar mond.

Het raadsel van haar geduld werd spoedig opgelost. Ze gaf les op een school voor moeilijk opvoedbare kinderen en geloofde heilig in meneer Steiner. Vol enthousiasme en met een frivole bravoure verhaalde ze over haar ervaringen; toen ze hoorde dat ik uit Nederland kwam wist ze direct haar bezoeken aan mijn vaderland aan te halen. In ons kikkerlandje verblijft volgens haar een grote schare van volgelingen van Steiner, die met alle plezier hun ervaringen met haar delen. In de avonduren volgde ze nog college’s aan de universiteit. Ze woonde in Manhattan en de spleet tussen haar borsten naderde met de minuut intiemer tot mij. Helaas bleef de verwachtte liefdesverklaring uit; misschien dat de lucht van blikjestonijn boordevol met houdbaarheidschemicaliën een dergelijk betoog ontmoedigden. Nadat ik felle uitlatingen over het massatoerisme had gedaan, iets waaraan wij allebei eveneens deelnamen, deelden we onze belevenissen en ervaringen in de Sixtijnse kapel, waar zij die morgen eveneens was geweest.

Ik vertelde haar dat mij in vele gesprekken met Canadezen, Amerikanen, Zuid-Amerikanen en Australiërs, één ding opviel: iedereen zei dat hun land slechts over tweehonderd jaar geschiedenis beschikt. Ik vond dit erg vreemd omdat zij en hun voorouders in die gebieden kwamen, weldegelijk een eeuwenlange geschiedenis was met een minstens zo hoog ontwikkelde cultuur als die zij later meenden in te brengen. Een ontkenning van de verwerving van het gebied waar je woont, toont een stuk schaamte over de verwerving van het gebied. Zij deelde mee dat de oorzaak van dit alles ligt bij de geschiedenisboeken in hun land. Ze weten eenvoudigweg niet wie er voor hen, het land bewoonde. Het wordt uit de schoolboeken gelaten, net als het embargo op Cuba. Zij was tweemaal op Cuba geweest, maar moest dan wel reizen via de Caraïben of Venezuela, omdat er geen directe verbinding is tussen de VS en Cuba. ‘And nobody knows that,’ voegde ze eraan toe. De tijd kroop voort, het gesprek dreigde een vervelend betoog te worden en zo interessant was de oudere dame in kwestie niet voor mij. Ik wilde nog even de stad in en nam daarom afscheid van de rondborstige Amerikaanse en liet haar eenzaam achter; ze bedankte mij voor het aangename gesprek wat ik eveneens deed.

Ik reisde via de Spaanse trappen naar de Trevifontein waar ik mijn belevenissen van die dag verwerkte in dit dagboek. Onderwijl staarde ik af en toe op van mijn schrift om te zien of de fonteintintelende ogen mij opnieuw zouden aankijken. Maar helaas, mijn romantisch fantastische geest was groter dan de werkelijkheid; ze was er ditmaal niet. ‘Dit is geen roman, waarin je iedereen kunt laten verschijnen of oprotten naar believen,’ sprak ik mijzelf in lispelende vermaning toe. Hoe graag ik jullie ook getrakteerd had op een liefdesavontuur bij de Trevi-fontein. Als ik daarover iets zou meedelen, dan zouden jullie mijn fantasie aanzien voor werkelijkheid. Om voor jullie en mij de kans op een een aangename liefdesgeschiedenis te vergroten, zal ik vanavond wel weer naar de Trevi-fontein gaan. Immers de locatie is goed, zelfs perfect, en ik heb gedronken van het water in de hoop enig liefdesgeluk te ontvangen van de Schepper. Maar geloven jullie het geschrevene dan nog wel?

Ik trok verder via het Pantheon en het mollige olifantje van Bernini dat ik nooit over kan slaan, naar de Piazza Novana en keek naar de prachtige fonteinen van Bernini. Zijn mensen zijn allemaal wat molliger en kunnen mij uiterst bekoren. Hij weet de afbeeldingen perfect weer te geven, compleet met vetringetjes. Ook zijn bij hem de armen en handen mooier. Ik dacht op dat moment dat Bernini een groter beeldhouwer is dan Michelangelo. Een mening die ik bij het zien van de Piëta vandaag onmiddellijk neerschoot met mijn intellectuele pistooltje.

Mijn boekje is inmiddels volgeschreven en ik heb het lege vervolgschriftje niet bij mij; daarom zal vanavond verder schrijven en jullie met deze woorden even achterlaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten