Bij wijze van inleiding

Op 4 januari 2001 trok ik met een loodzware rugzak op mijn rug en een interrail treinkaart in mijn zak, de deur van de Lage Rijndijk 92c achter mij dicht. Voor mij lag een maand lange reis in het verschiet. Dat ik naar Italië ging, was het enige dat ik wist. Ik liet mijn 3 huisgenotes in onwetendheid achter.

Ik hield zorgvuldig een dagboek bij gedurende deze maand. Elke avond priegelde ik in een schriftje mijn belevenissen. Het is tijd geworden dit verhaal te publiceren. Daar gebruik ik deze blog voor.

Veel leesplezier,

Hendrik-Jan

donderdag 25 januari 2001

12.30 uur, Siracusa

Temidden van een zonovergoten Grieks theater uit de vijfde eeuw voor Christus schrijf ik dit. Gisteren baalde ik dat ik in de trein zat terwijl de zon scheen, zesenhalf uur deed ik over de circa tweehonderd kilomter van Agrigento naar Siracusa. Nu ik hier ben, in het parco archeologica, vergeet ik de hele reis. Het zonnetje doet denken aan een mooie zomerdag in juni, terwijl het hier januari is. Ik wist niet dat het hier zo warm kon zijn, dat zelfs mijn bloesje teveel lijkt te zijn. Maar ik ken mijn enthousiasme en houd het ding aan. Een verkoudheid heb ik te snel te pakken en dat terwijl ik over mijn vorige nog niet eens heen ben. De hemel is blauwer dan gisteren. Toen zag ik nog wolkjes in het luchtruim zweven. Nu is er geen wolkje aan de lucht. Je kunt je niet voorstellen hoe ik geniet. En dat terwijl in Nederland de koude regen neerdaalt, of een harde westenwind mensen van de fiets af rukt. Ik weet zeker dat ik als ik weer terug ben in Nederland, dit lekkere weer ongelooflijk zal missen. Als een verliefde die zijn geliefde lange tijd niet zien zal, zo omarm ik dit prachtige eiland. Het blijkt even raadselachtig te zijn als een geliefde. Geen enkele greep krijg ik op dit eiland, dat steeds weer een nieuwe karaktertrekje laat zien. En dat terwijl de meeste mensen bij het horen van Sicilië denken aan de Maffia. Voor mij is de gedachte aan de Maffia één van de eerste dingen die wegviel bij mijn verblijf op dit eiland.

De tocht gisteren was lang. Onderwijl trok zich het landschap aan ij voorbij. Ik zag rijen mandarijnbomen waar de vruchten oranjerijp aan hingen. De bomen zijn alleen groen en verliezen hun blad nooit. De warmte is overvloedig aanwezig. Ik zag het eerste hagedisje als bode daarvan net voor mijn voeten wegglippen. Vannacht werd ik gezocht door een mug. De zomer is hier zelfs in de winter aanwezig. Wat ben ik toch gelukkig met het Zuiden.

Al spoedig zag ik de Etna opdoemen, een enorme piramide die het landschap domineert. Vanuit de verte leek het helemaal niet op een vulkaan, maar op een uit de kluiten gewassen berg. Over meer dan 3000 meter reikt de berg en een laag sneeuw bedekte de hellingen als een kostbare steensoort op een piramide. Het gevaarte is te zien over een afstand van 250 kilomter en daarom zag ik uren later dat het weldegelijk om een vulkaar gaat. Zware rookpluimen rookten uit de krater en cirkelden om de top als een alziend oog. Hiermee leek de natuur de Egyptische godsdienst beter te verbeelden dan welke piramide door mensenhanden gemaakt. Het landschap voor de Etna kenmerkt zich door een enorme vlakte waar allerlei producten worden geteeld. De vulkanische bodem is immers vruchtbaar.

De stad Catania is verschillende malen door zware aardbevingen en vulkaanuitbarstingen getroffen. De Etna laat menigmaal zijn levenslust aan de mens blijken. De stad viel enigszins tegen. De huizen staan er verloederd bij en het moet een zeer criminele stad zijn, sommige noemen het zelfs het ‘Chicago van Sicilië’. Die informatie gaf mij onvoldoende rust om de stad uitvoeriger te bekijken. Ik was blij dat mijn stop slechts anderhalf uur bedroeg. Wanneer ik de Etna van dichtbij wil zien, zal ik de stad moeten aandoen. Naast de onveilige stad, bezit ik nog een twijfel. De vulkaan is bedekt met sneeuw en een bezoek eraan kan op een enorm fiasco uitlopen. Veel busverbindingen rijden niet, evenals het treintje. Daarom denk ik dat ik de Etna pas bij een volgend bezoek kan aandoen. Want teruggaan wil ik zeker!

De mensen zijn hier uiterst religieus. Ieder station bevat wel een kapel die door veel reizigers even aangedaan wordt. Soms staat midden op het station een Mariabeeld die aanbeden wordt door verschillende brandende kaarsjes. Ik vind dit een eigenaardig verschijnsel. Zelfs het kleinste station blijkt een kapel te bezitten, al is het op wc-formaat.

Ik vond snel een hotel hier in Siracusa en verkende gisteren de stad. De binnenstad is erg mooi, al is ze wat vervallen. Het strekt zich in zee als een uitstekende tong die tevergeefs iets van de zee wil proeven. Ik kan mij niet voorstellen dat Goethe hier niet is geweest. Kniep was er geweest en vond het een zooitje hier. Als Goethe dit theater gezien had, had hij anders gesproken. Hij leek minder aandacht te hebben voor de smeltkroes aan culturen op dit eiland. Want op weinig plaatsen zie je Griekse, Romeinse, Byzantijnse, Normandische en Arabische cultuur bij elkaar. Hier is het allemaal. Daarom ga ik gauw verder om snel verder te kijken en mij te laven aan zon en cultuur.

22.15 uur, Siracusa

De dag heb ik rustig besteed. Niet overhaast en bovenal genietend van de lekkere zon. Ik zag het amfitheater uit de Romeinse tijd die de tijd niet ongeschonden doorstaan heeft. Er was erg weinig van over. Het grote verschil met andere amfitheaters die ik ken, is dat deze uit de rotsen gehakt lijkt te zijn. Het publiek kwam zo aan de bovenzijde binnen en moest niet van beneden naar boven, zoals bij de mij bekende amfitheaters het geval is. Het grootste gedeelte van de bankjes is verdwenen en dat gaf mij een onvolledige indruk. Ik had ongetwijfeld het vrijwel ongeschonden amfitheater van Pompeii in mijn hoofd.

Ook dat Griekse theater is uit de rotsen gehakt en loopt zodoende naar beneden. Hier is het grootste gedeelte van de bankjes bewaard gebleven. Maar een akoestische list kon ik niet uitvoeren. Een weg leidde teveel af en volgens mij was de akoestiek niet meer wat ze lang geleden geweest is. Toch gaf het theater mij een aangename blik. Lange tijd zat ik er op een bankje te schrijven in dit schriftje en genoot van de zon.

De grotten nabij het theater waren overweldigend. Vooral de Orecchio di Dionizio, het oor dan Dionysius. Het lijkt op een ooringang, omringd door de schelp van de rots. Het is indrukwekkend. Ik waande mij in een heus kerkgewelf. De diepte van de grot is 60 meter en de hoogte is maarliefst 20 meter. Na een aantal stappen zag ik enkel duister voor mij en durfde ik niet meer verder te gaan. Ik voelde mij als een volk dat in duisternis wandelt. De akoestiek in de grot was wel te testen en mijn vingerknip klonk secondenlang na in het donker en eigenlijk had ik met het ‘Victimae pascali laudes’ willen afsluiten, maar een lichte verlegenheid tegenover de bewakers aan de ingang weerhield mij.

Ik liep naar de San Giovanni, een kerk die slechts uit enkele muren en pilaren bestaat. De ruimte onder het verdwenen dak leek bijna wel een park en het was moeilijk voor te stellen dat het Victimae ongetwijfeld door deze gewelven geklonken heeft. Maar daar kwam ik niet voor. De kerk bezit een prachtige cripte, van de eerste bisschop van Siracusa, San Marcian, die hier begraven werd. De ruimte in de vorm van een Grieks kruis is uit het steen gehakt en bevat prachtige fresco’s uit de vroeg-christelijke tijd. Compleet met oude pilaren waarop de vier evangelisten staan afgebeeld en Johannes, de heilige van de kerk, alle lof krijgt toegezwaaid. Het zien van de fresco’s vraagt een grote inspanning aangezien ze bijna allemaal geheel door de tijd zijn weggevaagd. Maar ik zag toch duidelijk enkele heiligen in de vorm van een icoon.

Daarnaast liggen achter de kerk catacomben. Een dergelijke begraafplaats had ik in mijn leven nog nooit bezocht. Ik verbaasde mij over de grote hoeveelheid uitgehakte graven. Eerst werd ik bevaangen door een angst te verdwalen in dit gangenstelsel. Iedere keer leidde een gangetje mij naar een grote cripte met het formaat van een kapel. De koepels waren zeker kunstig uitgehakt en ook hier waren fragmenten van fresco’s. Het mooiste was een fresco waarop ik heldere kleuren zag en mensen kon ontwaren. Ik vroeg mij af of de baardloze figuur Jezus voorstelde, wat zeer goed mogelijk is. Michelangelo durfde dit oud-christelijke gegeven weer te doorbreken, wat hem erg kwalijk is genomen. In één van de criptes durfde ik wel het paasgezang te zingen. Prachtig weerklonken de diepe bastonen die door mijn verkoudheid beter klonken dan ooit door de gewelven over de doden, die ongetwijfeld uit hun stoffige toestand wilden terugkeren tot de levenden.

Ik heb geruime tijd daar rondgedwaald om rond vijven terug te keren in het hotel, waar ik in een kort slaapje alle indrukken verwerkte. De Anna heb ik in alle rust tijdens mijn activiteiten op diverse bankjes in de zon gelezen. Ik kan niks anders wensen dat het morgen weer zulk mooi weer wordt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten