Bij wijze van inleiding

Op 4 januari 2001 trok ik met een loodzware rugzak op mijn rug en een interrail treinkaart in mijn zak, de deur van de Lage Rijndijk 92c achter mij dicht. Voor mij lag een maand lange reis in het verschiet. Dat ik naar Italië ging, was het enige dat ik wist. Ik liet mijn 3 huisgenotes in onwetendheid achter.

Ik hield zorgvuldig een dagboek bij gedurende deze maand. Elke avond priegelde ik in een schriftje mijn belevenissen. Het is tijd geworden dit verhaal te publiceren. Daar gebruik ik deze blog voor.

Veel leesplezier,

Hendrik-Jan

zondag 28 januari 2001

12.30 uur, Siracusa

Soms voel ik mij hier als Adam. Overal zie ik paartjes lopen. Hier in Italië lijken ze veel waarde te hechten aan het familieleven. De stelletjes, mannetje en wijfje, zijn veelal vergezeld van ouders, waaromheen regelmatig het gevolg van de liefde omheen druilt. De grote hoeveelheid bambini en kleine wezens in productiestadium, zwermen hier rond als een groep bijen. De vrijgezel ziet dit schouwspel met een lichte pijn in het hart. Ik heb dat allemaal niet en er lijkt geen God te zijn die een rib van mij wil ombouwen tot vrouw. Maar zo is het nu eenmaal. Ik geloof dat er weinig verandering in komt.

De Sicilianen blijven mij verwonderen. Gisteravond in het bijzonder. Er bleek meer op handen te zijn dan alleen de marathon. De hoofdstraten van de stad bevolkten een lange sleur van mensen. De stroom leek een voor mij totaal onbekende bestemming te hebben. Ze liepen gewoon naar nergens. De drukte deed aan één andere feestdag bij ons denken, maar dan zonder biertentje en muziek. Ik overwoog de situatie en ging naar het domplein, wellicht dat daar de oorzaak van alles was. De kathedraal bleek om half elf nog open te zijn en ik ging naar binnen. In de tempel was het een drukte van belang. Overal krioelden mannen, vrouwen en kleine kinderen. Ze liepen te zeulen met bloemen en ander waar. De lelijke rode anjers werden op kandelaars geplakt waarmee ze een processie konden vergezellen. De apparaten waren geschilderd met een goudkleurige verf en werkten op batterijen om het geval in een lichtzeet te doen veranderen. Deze kunstmatige fakkels gaven met de rode anjers een potsierlijke indruk, die eerder aan kitsch dan aan kunst deed denken.

Ik kwam op het juiste moment, want de mensen werden met gefluit en geklik van vingers door de bewakers de kerk uit geleid. Het leek net een herder die zijn wolven met deze methode van zijn schaapjes houdt. Ik verliet de kerk dan ook even snel als dat ik er binnen gekomen was.

De Sicilianen hechten weinig waarde aan de muzikale invulling van hun godsdienstvieringen. Hoewel ver achter het hoofdaltaar in de absis weggedrukt, een pijporgel aanwezig was, stond in het schip van de kerk een lelijk elektronisch apparaat. Het deed mij denken aan Trapani waar ik vorige week een kerk binnenkwam waar net een viering in volle gang was. Een dikbeglaasd meisje zat achter een elektronisch geval. Het koortje dat zich om het ding had geschaard, zong in alle toonaarden, behalve de juiste. De toehoorder werd eerder door de valsheid getrokken dan door het lied dat gezongen werd. Toen een vrouw solo aan de gang ging, ondersteund door walgelijke akkoorden die in mij allerlei gereformeerde gedachtes deed opwellen, verliet ik de kerk maar. In Siracusa waren het de bewakers die mij de kerk uitjoegen, want de speeltafel was, god-zij-geprezen, leeg. In dat opzicht wilde ik wel de kerk zingend verlaten, zo tussen al die hoogzwangere vrouwen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten