Bij wijze van inleiding

Op 4 januari 2001 trok ik met een loodzware rugzak op mijn rug en een interrail treinkaart in mijn zak, de deur van de Lage Rijndijk 92c achter mij dicht. Voor mij lag een maand lange reis in het verschiet. Dat ik naar Italië ging, was het enige dat ik wist. Ik liet mijn 3 huisgenotes in onwetendheid achter.

Ik hield zorgvuldig een dagboek bij gedurende deze maand. Elke avond priegelde ik in een schriftje mijn belevenissen. Het is tijd geworden dit verhaal te publiceren. Daar gebruik ik deze blog voor.

Veel leesplezier,

Hendrik-Jan

dinsdag 23 januari 2001

17.35 uur, Agrigento

Na een nacht vol onstuimige dromen, waarin ik maar niet op de roman Karakter van Bordewijk kon komen, werd ik wakker in een volledig duistere kamer. Ik nam direct aan dat het nog ‘het holst van de nacht’ was en draaide mij om. Toch was ik onrustig genoeg om maar even op mijn horloge te kijken. Het bleek half 9 te zijn en ik vroeg mij af waarom er dan geen licht door het kleine raampje boven kwam. Ik twijfelde eerst even aan de trefzekerheid van mijn horloge, maar de secondewijzer tikte iedere seconde door alsof het niet anders gewend was.

Mijn verblijf op Sicilië heeft mij al een aantal malen sterk doen twijfelen aan mijn horloge. Dat ding mankeerde altijd wat. Dan liep het tien minuten voor, een kwartier achter of de wijzers verschilden enkele uren van de klok die ik zag. Totdat ik ontdekte dat mijn horloge keurig op tijd liep, alleen de klokken om mij heen gaven allemaal verschillende tijdstippen aan. Van de stationsklok tot het uurwerk op de toren van een kerk, allemaal wezen ze hun eigen tijed aan. Het merkwaardige wil dat de treinen op de verkeerde tijd van de stationsklok vertrokken. Je zou denken dat mijn horlog echt kuren vertoonde, maar het tegendeel is waar, aangezien meerdere klokken tegelijk een andere tijd aangegeven. Het deed mij denken aan de beroemde cantate van Bach ‘Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit’, BWV 106. Volgens mij denkt hier elk uurwerk dat hij God is.

Voor mij was het in elk geval de hoogste tijd. Ik bestudeerde de situatie omtrent het raam aandachtig en mijn vermeende vergezicht bleek een luchtschacht te zijn, compleet met afvoerbuizen en luchtkokers. De kamer voor 30.000 lires per nacht is ronduit de slechtste die ik getroffen heb. Het bed staat in een nis in de muur en past er precies. Alsof het ervoor gemaakt is, hetgeen ik ook vermoed. Het bureau ziet uit op een grauwe muur en boven het bed hangt een kast waaraan ik, in de echte holst van de nacht, met mijn kop stootte toen ik de lakens schikte om me zo beter te weren tegen de kou. Het toilet is ronduit vies en doet denken aan het riool waaraan het verbonden is. De wastafel is zo gestationeerd dat je op het toilet moet plaatsnemen om je van de nachtvuil te reinigen. Dat heeft een cirkelredenering tot gevolg, omdat ik zojuist schreef dat het toilet aan een riool doet denken.

Ik ontbeet in een van de vele bars. Italianen gaan niet ‘s avonds naar de kroeg, maar ‘s morgens. Er heerst dan een gezellige drukte en iededereen eet zijn verse croissantje met een slok ijzersterke caffé. Ik doe met genoegen aan dit gebruik mee en stap dan hoenerig, maar nog niet fris genoeg, het café uit om het enkele straten verderop nogmaals te proberen.

Bij het VVV probeerde ik informatie over de Tempelvallei in te winnen. Dit ging uiterst moeizaam, aangezien de bediende slechts enkele woorden Engels sprak: ‘You take a Bus to the Valley’, stamelde ze met lange pauzes tussen de woorden. Welke bus dan? vroeg ik. ‘A Bus with a Number.’ Welk nummer. ‘You take not a coloured bus, but a bus with a number.’ Ik trok maar een conclusie. Dat betekent dat ik elke bus met een nummer kan nemen, welk nummer dat ook is? Ze knikte instemmed. Enig plattegrondje van de vallei bezaten ze ook niet.

De bus ‘with a number’ hield ver na de tempelvallei halt, omdat ik de knop om de buschauffeur tot stoppen te dwingen niet kon vinden. Wat is Sicilië toch een heerlijk eiland voor klunzen zoals ik. De zon scheen aan een kobaltblauwe hemel en ik ging naar de eerste tempel, de grootste. Dat is de tempel van Zeus, die enorme afmetingen heeft (113 x 56 meter). Ik kon er weinig aan zien, afgezien van de grote hoop stenen. De tempel was nog niet gereed, maar werd door boze christenen verwoest. Anderen beweren dat aardbevingen de rest deden, maar dat geloof ik niet. Aangezien de tempel van Concordia vrijwel heel aan ons is overgeleverd. De grootste tempel van Zeus had die aardschokken dan ook moeten overleven.

De Griekse tempels van de stad Akragas, vernoemd naar een riviertje dat er loopt, was een Griekse kolonie die een ongekende bloei gekend heeft. De stad waar Pythagoras ook enige tijd verbleef. Menig klassieke auteur, waaronder Cicero en Vergilius, noemt en roemt de stad vanwege zijn schoonheid en mooie ligging. Ik verwonderde mij over de goede harmonie tussen cultuur en natuur. De rust die er heerste doordat er zo weinig toeristen waren en de prachtige bomen, waarvan er enkele al in bloei stonden, cactussen en andere voor mij onbekende planten en bloemen.

Zo lopend door die Griekse resten overdacht ik de dromen van vannacht. Ik merkte dat ik weer het verleden aan het verwerken ben, dan dat ik opnieuw geboren wordt. Maar misschien is dit Goethes geboortepijn. Op weg naar het museum, dat gesloten was en de lange weg naar de stad, overdacht ik de opbouw van de roman. Ik kreeg allerlei denkbeelden over schoonheid en de beperktheid van dit begrip. Ik schreef enkele notities aan een drukke weg en keerde terug naar het Middeleeuwse gedeelte. Na de klimtocht naar de dom, dacht ik dat het goed was en daarom schreef ik eerst deze woorden op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten