Bij wijze van inleiding

Op 4 januari 2001 trok ik met een loodzware rugzak op mijn rug en een interrail treinkaart in mijn zak, de deur van de Lage Rijndijk 92c achter mij dicht. Voor mij lag een maand lange reis in het verschiet. Dat ik naar Italië ging, was het enige dat ik wist. Ik liet mijn 3 huisgenotes in onwetendheid achter.

Ik hield zorgvuldig een dagboek bij gedurende deze maand. Elke avond priegelde ik in een schriftje mijn belevenissen. Het is tijd geworden dit verhaal te publiceren. Daar gebruik ik deze blog voor.

Veel leesplezier,

Hendrik-Jan

dinsdag 9 januari 2001

16.45 uur, Ravenna

Ik begin er langzaam aan gewend te raken: het snurken van kamergenoten. Eén van de twee Italianen, een man die ik ’s avonds vlak voor het slapen voor het eerst zag, bleek ook aardig het geknor van een varken te kunnen nabootsen. Voor het slapen gaan, gorgelde hij geruime tijd in het doucheje en hij kleedde zich uitgebreid om in het nauwe gangetje tussen de twee stapelbedden in. Zijn gelaat was mager uitgestreken en zijn bruingrijze haren gaven aan dat hij al op leeftijd was. Correct vertoonde zijn dunne haar, een smalle naad, gepositioneerd rechts van het midden. Een ouderwets bruinig bloesje, hangend aan witte strepen, maakte plaats voor een witte pyjama, hangend aan bruine strepen. Ik zag een gerimpelde buik, opgesmukt met rimpelige pitten in de huid. Hij knikte mij beleefd een goede nacht, stapte in het bed en snurkte zichzelf de slaap in. Een enkele maal werd ik gewekt als de vredige snurk stopte. Het luisteren naar de stilte, hield mij dan wakker. Maar gelukkig duurde die hinderlijke stilte nooit te lang, want een nette boomzagen, bracht mij weer in slaap.

In de morgen sprak de gestreepte Italiaan mij aan. Hij had de bruine strepen inmiddels verhangen voor de witte. Ik vertelde in mijn steenkolenengels dat ik rondtrok door Italië en daarom Ravenna aandeed. Hij vervolgde zijn ondervraging met de vraag waar ik vandaan kwam. ‘Holland,’ stamelde ik. Zijn ogen flikkerden lichtelijk op en zijn engels sloeg plotseling om in een taal die ik ook herkende. ‘O, maar dan kunnen we met elkaar praten.’
‘U spreekt Nederlands,’ antwoordde ik verrast.
‘Jullie noemen het Nederlands, ja.’
‘Waar komt u dan vandaan?’ Het was een beetje een dubbelzinnige vraag omdat ik duidelijk hoorde dat hij een Belgische landgenoot was. ‘Uit België.’
‘Ach ja, ik spreek Nederlands en ik hoop dat u mij een beetje kunt verstaan. Aangezien ik het Vlaams nog altijd niet voldoende machtig ben,’ zei ik bij wijze van grap en vooral als verwijzing naar zijn kritische uiting over het begrip Nederlands. Hij snapte het echter niet. ‘Nu, wij kunnen elkaar toch verstaan, hè?’ Ik knikte vol begrip. Alles was in elk geval glashelder geworden. Vooral ook omdat ik het Vlaamse accent in zijn snurk van vannacht niet kon plaatsen. Nu, vielen alle puzzelstukjes op zijn plaats. Wat stom dat ik de nationaliteit van de man op de Italiaanse schatte. Niet alles werd mij duidelijk. Vooral de grauwe kledij van de man kon ik niet nader identificeren.

Ik vertrok en liet de Belg achter mij. Ik had meer belangstelling voor de Byzantijnse kunstschatten dan in een discussie over het noord-zuid-verschil. De prachtige mozaïeken deden de Belg snel vergeten. Ik kan niet begrijpen waarom Goethe deze schitterende stad rechts heeft laten liggen. En dat terwijl hij zo dicht in de buurt was. Zijn zucht naar Rome was ongetwijfeld zo groot dat hij Ravenna liet voor wat het was. Door dit grote verlangen zou hij zeker de concentratie hebben gemist om rustig naar de wonderschone plaatjes van steen te kijken. De muren en koepels van de vroeg-christelijke gebouwen zijn bezaaid met het steen. De schoonheid van de mozaïeken overstijgt de stenen puzzels van de San Marco in Venetië. Deze bewijzen van geloof zijn stuk voor stuk ware kunstwerken.

De subtiliteit en de perspectiefwerking van deze inlegfiguren zijn werkelijk kunstzinnige hoogstandjes. Om maar niet te beginnen over de monumentale indruk die de koepelkerk San Vitale op mij maakte. De koepel, waar later een schildering op is aangebracht in barokke stijl (1780), wordt omringd door twee geheel doorlopende zijschepen. De pilaren die dit hele bouwwerk ondersteunen geven de kijker de indruk dat hij in een door pilaren overgoten moskee staat. Achter de twee rijen van pilaren, zie je het middengedeelte. Maar het oog wordt direct getrokken door de absis. Hier is royaal met gekleurde steentjes gewerkt. Hier wordt flink gestrooid met symbolen en bijbelvertellingen. Ik kon in vrijwel iedere afbeelding het verbeeldde bijbelverhaal herkennen. Maar ik ben natuurlijk ook wel iets meer exegetisch onderlegt dan de gemiddelde Nederlander.

Wat zou de pastoor hier in 554 hebben gesproken? Zou hij gewezen hebben naar het offer van Kaïn en dat vergeleken hebben met het offer van Abel? Of zou hij zijn vinger gestoken hebben naar het Jeruzalem dat achter hem afgebeeld stond. We weten het helaas niet, maar de getuigenissen van de afbeeldingen laten wel zien hoe dicht de makers bij de bijbel stonden. Tot in de subtiele details toe, zoals de lach van Sara toen Abraham van twee vreemdelingen te horen kreeg dat de bejaarde Sara over een jaar een kind zou hebben. Wat mij eveneens verwonderde waren de groene dolfijnen die de figuren in de bogen dragen. De beesten dragen met de staarten in elkaar gevouwen de heiligen. Het moet in die tijd al een eerbiedwaardig dier geweest zijn. Irene zou hier haar dolfijnenhart kunnen volgieten.

In het mausoleum van Galla Placida, werd ik getroffen door het blauw waarmee de sterrenhemel was vervuld. De sterren staan voor engelen en die sfeer ademt het mausoleum zeker uit. De kleur van het blauw deed mij aan het indigo van Oliver Sachs denken. Daarnaast liepen er heel wat herten en duiven door de afbeeldingen. Vreemd eigenlijk dat het duivensymbool zo vaak afgebeeld is in oude kerken en dat terwijl de levende pendant met angst geweerd wordt uit die monumenten. Bij de ingang van de San Vitale zag ik een grote kolonie van deze vogels hun heil uitstrooien en uitkoeren. Onderwijl sloop een kat door het monument, zich van geen cultuur bewust. Voor het best was het gewoon de snelste weg naar…

Als ik ieder mozaïek zou beschrijven zou dit mij nog meer tijd kosten dan dat ik ze kan zien. Daarom laat ik mijn beschrijving hier ophouden. Mijn twijfels over mijn verblijf in Ravenna verdwenen in elk geval na het zien van deze onbeschrijfelijke schoonheden.

22.05 uur, Ravenna

In zijn Italiaanse reis rept Goethe met geen woord over de Italiaanse dichter Dante Aligheri. Waarschijnlijk bezocht hij daarom Ravenna niet. Dante, geboren in Firence, werd als gelauwerd dichter naar Ravenna verbannen vanwege zijn kritische uitingen in de richting van het heersende gezag. Nu is Ravenna trots op deze banneling en eert de stad hem op alle mogelijke manieren. Een complete wijk is naar hem vernoemd, waarbij de hoofdstraat eveneens de naam van de dichter heeft gekregen. Aan het einde van deze straat, staat als een pronkstuk het mausoleum. Over de beenderen is lange tijd gestreden, maar sinds 1936 schijnen ze er echt in te liggen.

Zo’n graf zegt mij niet veel, zelfs de koperen bloemenkrans in het monument zag ik licht grijnzend aan. Het museum en de bibliotheek, zijn een prachtig eerbetoon, maar ze deden mij eveneens weinig. Ik denk dat de kracht van een schrijver in zijn werk zit en niet een reliëf waarop hij schrijvend staat afgebeeld. Hij heeft trouwens een ander boek naast zich op de lessenaar staan, dat vind ik merkwaardig. Opnieuw spreek ik de wens uit ooit zijn Dividia Comedia (goddelijke komedie) te lezen, die in mijn boekenkast als een dood gebeente rust. Weliswaar in een vertaling. De dikte van het boek en de zwaarte van de woorden, houden mij tegen. Ik wilde het boek meenemen, maar ik zou het onmogelijk kunnen uitkrijgen en mijn rugzak zou nodeloos zwaar worden.

Ik verliet de tombe en stapte in de nabij gelegen San Lorenze. Onderweg sprak een meisje mij aan voor een sigaret. Het noodzakelijke vuur had ze zelf bij de hand. Het meisje glimlachte toen ik het aanbood. Ik verwonder mij telkens over de manier waarop je hier iets aanbiedt en bedankt. Je zegt hier niets als je iets geeft. De ontvanger zegt ‘grazie,’ waarna de gever ‘prego’ antwoordt. Een manier die ik wel kan waarderen. Zodoende zeg ik overal ‘grazie’ op en krijg altijd het prachtige ‘prego’ als antwoord.

In de San Lorenzo bekeek ik de in het water verdronken crypte. Enkele vissen zwommen over de eeuwenoude mozaïeken vloer. Ze waren zich niet bewust van de grote artistieke waarde van de bodem waarover ze heen cirkelden. In de kerk zag ik het Spaanse gezinnetje weer lopen, die ik eerder bij de San Vitale had gezien. Een prachtig meisje met stijl, gitzwart haar keek me opnieuw in de ogen. Wat kunnen mensen toch ontzettend mooi zijn, overdacht ik. Gewoon in een spijkerbroek en niets bijzonders eigenlijk, maar ze was een aangename afwisseling op alle artistieke schoonheden die ik voor mijn kiezen had gekregen.

Ik wandelde de San Lorenzo uit. De achteruitgang bracht mij in een vervallen binnenplaats. Ik zag een vrouw die een peuter op haar arm droeg, een vervallen schuurtje ingaan. Nieuwsgierig als ik was, stapte ik eveneens de deur binnen. Ik moest even aan het halfduister wennen. Toen mijn pupillen open genoeg stonden om iets te kunnen ontwaren, ontdekte ik een enorm schouwspel voor mij. Het complete kerstverhaal was immens groot voor mij uitgebeeld. Allerlei poppen bewogen met een lelijk kerstliedje mee. Ik hoorde de aandrijving zoemen. Sterren draaiden in de felste schitteringen rond, een fonteintje waterde, herders wiegden met hun heupen, engelen vielen uit de lucht en de arme Jezus draaide rond in een kribje. Voor mij was het toneel een verassing. Dat er temidden van al die kunst, zoiets kitscherigs kan staan. De moeder met het kind, staarde met mij naar het bedrijvige schouwspel. Als een madonna met het kind, wiegde ze met de kerstliedjes mee. Het kind schaterde van vreugde en wees met het handje naar al de bewegende figuren. Dat was voor mij het moment om voor de kitsch te vluchten.

Vanavond, toen ik op weg was naar het restaurant, aanschouwde ik het natuurtafereel van de maansverduistering. Ik heb regelmatig dit natuurfenomeen gezien, dus ik liep zonder op te letten verder. In mijn puberjaren mocht ik een keertje een maansverduistering meemaken die ik nooit meer vergeten zal. Het was koud winterweer en ik fietste in de vroege morgen mijn krantenwijkje. Ik verwonderde mij over de maan die steeds roder werd en er schoof een donkere hellende schijf overheen. Ik wist niet dat er die nacht een maansverduistering zou komen en in al mijn gelovigheid verwachtte ik dat de komst van de Messias niet lang op zich zou laten wachten. Het kon in een paar uur geschiedden, maar ik handelde zoals de grote kerkhervormer Luther beweerde. Hij had ooit gezegd (werd mij verteld): ‘Zelfs al wist ik dat Jezus morgen op aarde zou terugkeren, dan zou ik vandaag nog een boom planten.’ De mensen kregen hun krantje dus netjes bezorgd. Ik ontdekte pas later bij de bestudering van dezelfde krant dat het om een maansverduistering ging. Het weer was prachtig geweest, dus ik had het geheel goed kunnen bekijken.

Ditmaal was het weer beduidend minder. Af en toe schoot een dun wolkje voor de verduistering en maakte daarmee het zicht op dit gebeuren minder goed. Op het moment dat ik het restaurant binnenstapte, passeerde een kelner mij met een buitengewoon hoge snelheid. Ik wist niet wat er gebeurde, want het leek om een brand of zo te gaan. De schade bleek enorm mee te vallen. Hij ging alleen maar bij de mensen op het trottoir staan om gezamenlijk te kijken naar het schuiven van de schaduw van de aarde over de maan. Ik zat nog maar nauwelijks aan het tafeltje, of het hele restaurant volgde het voorbeeld van de kelner. Binnen korte tijd was het restaurant leeg en het stukje stoeptegel bij de ingang vol. Iedereen wilde zich aan deze gratis voorstelling van de natuur laven.

Ravenna kent veel fietsers; er zijn zelfs enkele fietspaden. Ik dacht dat alleen het Nederlands een woord voor fietsen kende, maar hier rijden ze de sokken van je voeten. Op de meest krakkemikkige toestellen rijden ze. Vaak zie ik de dingen meer aan voor een verzameling stalen buizen met toevalligerwijze twee ronde vormen erbij. Bij de vrouwen zit regelmatig een kind achterop. Ik leef intens met de kleine schepsels mee als ik ze over de ribbelige stenen in de dorpsstraat zie meedrillen. Dit zou ik geen gebruiksvriendelijke lift van moeder willen noemen. Het hoofdje deint mee met het geluid van het stalen ros, maar de kleintjes geven geen kik. Ze schateren het hoogstens uit van plezier.

Ik heb al afgegeven op de verschrikkelijke wijk waarin het hotel gelegen is. Vanaf het station moet je in een kaarsrechte beweging lopen, met slechts één knik onderweg. De straat is schaars verlicht en wordt omarmd door kanariegele betonnen kolossen. De flats zijn onuitsprekelijk lelijk. Soms staat temidden van deze socialistische woningbouw plotseling een villa, met een hoog hek eromheen. Het hek kan ik wel begrijpen, maar de villa?

Vanavond maakte ik een interessante gebeurtenis mee. Ik verkeer nog altijd in de experimentele fase. Ik lag rond de klok van half acht in mijn bed een boek te lezen. Maar ik legde het weg en ging de lichtknopjes van mijn kamer proberen. Ik ontdekte een hoofdschakelaar en moest dat ding natuurlijk op de ‘0’-stand zetten. De kamer verkeerde van het ene op het andere moment in een grote duisternis, maar de knop wilde niet meer naar de ‘1’ terug. De pogingen om het ding weer in oorspronkelijke staat te herstellen, mislukten jammerlijk genoeg. Ik droop gedwee af naar de receptie om het door mij veroorzaakte probleem uit te leggen. De man liep braaf met mij mee de trap op, want mijn gelogen verhaal was zo onduidelijk dat hij het met eigen ogen wilde zien. Hij probeerde dezelfde handeling als ik deed, maar dan in negatieve zin. Eerst gebeurde er niets en de duisternis bleef overheersen. Weldra probeerde hij het nog eens en zijn gouden vingers wisten met een knip het licht weer aan te krijgen. Ik moet ook met mijn a-technische klauwen van dergelijke technische apparatuur afblijven!

Wellicht zullen jullie je erover verbazen dat ik met nog geen woord over het Italiaanse uitgaansleven gerept heb. Kroegtijger en half afgezaagde barkruk die ik ben, doet mij dit ook verwonderen. Een lichte verbijstering maakt zich, net als bij jullie, van mij meester. Maar ik moet jullie en mijzelf teleurstellen. In Venetië was na achten geen fatsoenlijke tent meer open en viel er geen zier meer te beleven. Ik heb zelfs de engelen boven de S. Marco zien dansen. Hier in Ravenna slaat de klok geen ander geluid. Weliswaar is hier vlakbij de jeugdherberg een jongerencentrum of iets in de trant van een buurthuis, maar van een spannend uitgaansleven valt er niet veel te zien. Hoogstens doen de vele scooters voor het omhekte gebouw iets anders vermoeden.

Ook over de Italiaanse vrouwen heb ik nog weinig losgelaten. Hier geldt echter mijn verlegenheid. Ik zag vanmiddag een prachtig –Spaans?- deerntje in lange broek in de S. Vitale. Maar mijn hoofd liep alleen rood aan toen ze dichtbij de stoel stond waarop ik zat. Niet dat ik zo verlegen werd, maar ze stond net voor het hert geschilderd in minuscule steentjes waar ik net mijn oog op had gericht. Kortom, geen spannende verhalen over mij en de vrouwen. Voor de spannende verhalen verwijs ik naar de bellettrie die hier in grote stapels in de kiosken ligt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten