21.05 uur, Van Napoli naar Palermo
Vandaag was ik de laatste dag in Napels. Ik moest de gehele dag overblijven, aangezien mijn trein naar Palermo zojuist vertrokken is uit het station van Napels. Ik wilde niet te hard van stapel lopen en mijn activiteiten tot een minimum beperken. Omdat ik de stad zelfs nauwelijks verkend had, besloot ik eens een rondgang door de stad te maken. Ik begon met de twee plaatsen waar het sociale leven van Napels zich voornamelijk afspeeld: de Piazza del Plebiscito en de Galleria Umberto I. Om daar te komen moest ik overstappen doorstaan. Ik ontdekte dat Napels een grote hoeveelheid kabeltreinen bezit, of Funicolari zoals die hier heten.
Het principe is eenvoudig: als het ene treintje omhoog rijdt, gaat de andere naar beneden en andersom. Onderweg op het midden, kruisen ze elkaar. De tussengelegen stations moeten een gelijke afstand van het begin, respectievelijk einde van de baan staan. Een fascinerend proces dat mij mateloos kan boeien. Het principe heeft veel weg van Sisyfus, die immers iedere keer die steen omhoog moest rollen. Alleen beschikt Sisyfus hier over twee stenen zodat hij door middel van de kabel nooit meer een steen hoeft omhoog te rollen. Een opstel van Camus waardig, vind ik. De beweging die eeuwig durend is, perpetuum mobile, en waar geen spatje energie voor nodig is. Eén treintje hoefde slechts naar boven gesjouwd te worden.
De Piazza del Plebiscito heeft twee mooie gebouwen, de Pallazzo Reale en het Pallazzo del Principe di Salerno, om zich heen die naar elkaar kijken als twee geliefden. Tussen de twee paleizen door kan de toeschouwer de zeebaai zien. Een prachtig gezicht. Op een van de stenen trappen die voor de engelenvleugels van het Principe di Salerno paleis staan, nam ik plaats. De duivenpoep ontwijkend, maar het onvermijdelijke lot was om er uiteindelijk in te gaan zitten. Ik las in het zonnetje de rest van Goethes verblijf in Napels. Hij was buitengewoon enthousiast over de stad en noemt Rome een oud, afgesloten klooster in vergelijking met Napels. Hij heeft gelijk, de stad is prachtig gelegen tussen de bergen. Dat ontdekte ik toen ik voor het Castel Nuovo stond en uitzicht had over de prachtige baai, met in de verte de Vesuvius.
Ik staarde, stil en wegdromend over dit stadspanorama en voelde mij als Mozes die het beloofde land ziet. Nu pas zag ik ook hoe groot de stad eigenlijk is. Tot de monding van de Vesuvius is de stad gebouwd. Dat is dichterbij dan de afstand tussen Pompeii en de vulkaan. Een tijdbom die voor de stad desastreuse gevolgen heeft wanneer eenzelfde ramp zou plaatsvinden.
Pas toen begreep ik Goethes woorden beter, hoewel hij niet veel over de stad vertelt. Ik voel mij meer een kluizenaar dan Goethe. Hij had de ene ontmoeting na de andere. Hij sprak met kunstenaars en met een heuse prinses. Ik sprak weer met de Canadees. Hij verbleef al enige tijd in Napels en hij vertrok de volgende dag met vijf andere mensen naar het strand. Iets zuidelijker van Napels gelegen. Gisteravond sprak ik met een Australisch stel dat erg moe was en om half tien reeds de sponde zocht. Ik genoot van de vrije tijd die ik erna kreeg. Zo kon ik een uitvoerig verslag schrijven over mijn bevindingen in Pompeii uitwerken.
De rest van mijn tijd besteedde ik aan een rondrit met een van de vele buslijnen. Ik nam een willekeurige bus aan de Piazza Cavour en werd naar één van de buitenwijken van Napels gebracht. Het lijkt saai, maar de bus reed een rondje en zodoende zag ik de verscheidenheid van Napels. Het openbaar vervoer kan je op verrassende bestemmingen brengen, waar je anders nooit zou komen. De rit was omstreeks het spitsuur en de straat stond helemaal vast met auto's. Bandje voor bandje schuifelden we verder en reden langs een trolleybus die van zijn draad was losgeraakt. Een routineklus voor de chauffeur, want door middel van een touw had hij hem zo weer in de bovenleiding gewipt.
Tijdens de rit zag ik verscheiden gebouwen in puin. Ongetwijfeld de gevolgen van de zware aardbeving in 1980. Het waren monumentale 18e en 19e eeuwse panden die op een uitvoerige restauratie wachten. Van één gebouw waren hele verdiepingen weggeslagen. Bij andere kon ik de situatie niet opmaken omdat daar planken voor de ramen waren getimmerd. Wel zag ik half weggeslagen frontons en grote scheuren in de muren. Dat de aardbeving enige tijd achter ons ligt, lieten de bomen en de struiken op de daken zien.
We reden door een heel stuk natuur dat als een puzzelstukje de oude stad van de nieuwe wijk scheidde. De buitenwijk was niet zo interessant. Al viel mij op dat veel mensen buiten liepen, zaten of stonden. Op sommige plaatsen staken ze een groot vuur. Ik zag eenmaal mensen met hout zeulen, die een enorme berg maakten voor een vreugdevuur. Ook in de binnenstad zag ik later op verscheidene plekken brandjes en de lucht rook naar brand. Ik was eerder op de dag verbaasd geweest over de geur van verbrand palmhout. Het geeft een welriekende geur die de neus streelt alsof het wierook is.
Het openbaar vervoer brengt je op verrassende plekjes, watn zonder die machtige kabeltreintjes had ik nooit zo'n goed zicht over de stad gehad. Het kabelbaatnej vanaf Montesando zat vol met middelbare scholieren. Iets verderop bleek namelijk een grote school gevestigd te zijn. Hier viel mij op heoveel molliger de Italiaanse meisjes zijn. Niet dat dit lelijker maakt, want de rondingen deden mijn ogen dikwijls welgevallen. Soms doen mij de gezichten naar de fresco's in de Villa van de mysteriën denken, waarop mensen staan afgebeeld met prachtige gezichten. De dames op de fresco's waren wel iets magerder. Maar als men later onze reclame ziet, denkt men ook dat we allemaal zo waren. Terwijl die mensen van de reclame alleen een ideaalbeeld weerspiegelen.
Het rondstruinen op de minder toeristische route geeft vele ontmoetingen. Zo hielp ik een vrouw met inparkeren en begonnen de wildvreemdste mensen een verhaal aan mij op te hangen. Ik kan die verhalen niet verstaan, maar zeker wel waarderen. Een zekere teleurstelling bedrukt hun gezichten als ik ze duidelijk maak dat ik geen Italiaans spreek, noch versta. Ze trekken hun gezicht zonder moeite weer recht en praten door alsof ik ze niks heb meegedeeld.
Ik sprak een uiterst vriendelijke kapper. Hij vond mijn kuif mooi, maar mijn tanden te geel. De keurig verzorgde man vroeg mij een aantal malen of ik een vriendin had en wat ik deed. Hij schreef zijn naam en telefoonnummer op voor mij. 'Dan kan je me bellen en gedag zeggen', zei hij erbij. Napolitanen zijn de beste toneelspelers die ik ooit gekend heb. Waar zou een schrijver zich beter thuisvoelen dan in dit theater met het mooiste decor dat er maar is. Misschien bedoelde Dante dit met het paradijs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten