tag:blogger.com,1999:blog-89193223865892934882023-06-20T21:30:09.607-07:00Italiaanse reis 2001Reisverslag van de Italiaanse reis in 2001 gemaakt van 4 januari tot en met 2 februari.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.comBlogger28125tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-32864703483582120772001-02-03T14:10:00.000-08:002010-08-16T14:17:44.052-07:00zaterdag 3 februari 2001<h6>15.00 uur, Veenendaal</h6><br />
Ik ben weer terug in Nederland en schrijf nu de rest van het verhaal over de terugreis van Milano naar Leiden.<br />
<br />
Donderdag hing ik een beetje rond in Milano. Ik weet nooit zo goed raad met deze stad. Typisch Italiaans is ze niet, daar is ze te modern, te correct, te netjes en te economisch voor. De bekende Italiaanse lichtvaardigheid van ‘morgen weer een dag’ ontbreekt er. De mensen met de zonnebrillen op, zijn in feite het enige Italiaanse aan de stad. Voor de toeristen hangt er echter een idee aan mode en kledingontwerpers. Ze willen hoe dan ook, de onterecht beroemde, Duomo bezoeken. Ze moeten dat ding zien, samen met de even beroemde Gallaria Vittorio Emannuelle II.<br />
<br />
Ik heb het niet erg op Milano. Dat gevoel had ik er al bij de eerste aanblik en het lijkt steeds weer bevestigd te worden. Zeker, het station is mooi. Weliswaar mooi door de monumentaliteit. Een enorm gebouw dat qua formaat niet onder doet voor de Sint Pieter. Hoge roltrappen brengen de bezoeker naar beneden, alsof hij Mozes is die afdaalt van de berg. Ook de bogen over de perrons versterken het idee van de kathedraal. Als daar nog het gezang van de omroepberichten doorheen klinkt, waan je je helemaal in de hoogmis. Ze zouden nog een groot orgel ergens moeten neerplanten, achter het grote vertrekbord bijvoorbeeld en dan kan het hemels geluk van de trein helemaal op.<br />
<br />
Ik bezocht dus traditiegetrouw de Duomo die telkens weer, mij met een lichte afschuw vult. Van binnen val je echt in het duister en zou je gelijk willen bekeren tot de meest strenge vorm van het katholicisme. Alleen de orgels (vier stuks, twee oude en 2 moderne) kregen mijn bekoorlijke goedkeuring. Daarna vluchtte ik weer snel het stadsgewoel in. De Gallaria de Vittorio Emanuelle II is zeker een blik waard. Het bouwwerk is eveneens mooi door haar monumentaliteit. De Napolese variant, iets kleiner, vind ik subtieler en vriendelijker ogen. Ook is die wellicht beter gesitueerd, niet zo in het oog vragend als de Milanese passage. Toch heb ik met plezier mijn schoeisel laten schaatsen over het schoongeboende marmer. Een activiteit die je in een badkamer of wc met eenzelfde vloersel niet zo intens kan doen.<br />
<br />
De uren schoten voorbij, maar ik wilde, hoe dan ook, mijn laatste 10.000 lires besteden aan een museumbezoek. Ik ging naar het Castello Sforzesco voor dat uitje. Voor het grote kasteel staat een prachtig fontein. Deze fontein is eveneens mooi door de monumentaliteit. De grootste waterstraal spuit zo’n 15 meter de lucht in en heeft veel weg van een waterkanon. Het houdt de toeschouwer op de gewenste afstand bij een demonstratie. De medestraalgenoten die over het monument verspreid stonden, zorgden voor een imposante indruk, waarbij subtiliteit vermeden werd. Het meest interessante van de ronde fontein was de afwisseling van waterstralen waardoor je gefascineerd naar het vuurwerk van water kon kijken. Toen ik daar zo zat te kijken naar de afwisseling van waterstralen en de schoonheid van het tutti, besefte ik dat Nederland weldegelijk een fontein heeft: aan de Rotterdamse Coolsingel. Weliswaar bezit de fontein van mijn geboortestad wat minder stralen, maar van eenzelfde ontstaansdatum is het bouwwerk, schatte ik.<br />
<br />
Daar ontdekte ik ook de voornaamste reden van het ontbreken van fonteinen in Nederland. De waterbronnen in Nederland moeten minder hoog kunnen komen dan de Italiaanse. Vaak moest in Nederland het water omhoog gepompt worden. Vandaar wel een dorpspomp, maar geen fontein in veel dorpskernen. De stromen water lijken in Nederland evenmin aanwezig te zijn. En we zien al zoveel water om ons heen, dat een fontein overbodige luxe zou worden. Maar voor mijn gevoel zijn het allemaal slechts argumenten. Al moet ik opmerken dat fonteinen voornamelijk in het Zuiden van Italië te vinden zijn. Met Rome als hart van het watergeweld.<br />
<br />
Ik stapte het museum binnen. Ik liep naar een vermeend loket en vroeg een kaartje. ‘Non, c’est libero’, antwoordde de dame. Ik verbaasde mij hierover of er een speciale reden voor was. Die was er niet. ‘We zijn een rijke stad’, zei ze alleen. Ik stapte maar binnen en struinde wat rond. Er bleken ook muziekinstrumenten te zijn. Vooral de ‘verginale pentagonale’ kreeg mijn aandacht. Zeer oude exemplaren zaten ertussen, onder andere uit de eerste helft van de zestiende eeuw. Ik vroeg mij af of het hier nu een clavicord betrof, sommige kregen de bijnaa, ‘clavi-organo’. Wat mij een bevestiging leek, maar sommige van de verginale pentaonale bezaten weldegelijk de pinnetjes die voor een clavecimbel zo kenmerkend zijn.<br />
<br />
Ook stonden er orgels. Sommige waren mooi beschilderd. Een instrument stond er in een belabberde toestand bij. Alle pijpen van het binnenwerk stonden eerder diagonaal dan verticaal . In het front werden de pijpen angstig bij elkaar gehouden door een dun touwtje. Een restauratie, maar dan niet alleen op papier, zou wonderen kunnen doen. Hier bleek eveneens dat houtwormen niet alleen een probleem zijn voor harmoniums, maar dat ze zich ook tegoed doen aan eeuwenoude orgels en clavecimbels. Ik heb genoten van al die klavierinstrumenten. Sommige klavieren waren dusdanig ingezakt en half golvend dat er intensief op gespeeld moest zijn in het verleden.<br />
<br />
Het museum bezit een onaf beeld van Michelangelo. Hier lijkt eerder het feit van de maker belangrijker te zijn dan de schoonheid van het beeldhouwwerk. Bij deze piëta rondo staat Maria en draagt ze Jezus, die op zijn beurt in een hangende houding te bewonderen valt. Alleen de benen van Jezus waren gereed. Hier zag ik de hand van de maker. De rest viel er weinig lol aan te beleven. Wel viel mij op hoe ver het grondplan al was uitgewerkt. De grove lijnen gaven een goede indruk aan wat het had moeten worden. In feite is het beeld klaar, alleen moet alles nog gedetailleerd uitgewerkt worden.<br />
<br />
De zaal met een plafondschildering van Da Vinci viel eveneens tegen. De kleuren gaven aan dat het iets moest voorstellen. Veel was slechts een vlaag van bladeren en boomstammen die begroeid waren. Ik vond dit feit van teloorgang teleurstellend, maar het is een feit. Da Vinci was niet met eeuwige roem bezig, in tegenstelling tot Michelangelo. Het laatste avondmaal is daarom ook meer een schilderij van restaurateurs dan van Da Vinci zelf. Ik heb het laatste avondmaal overgeslagen, aangezien het volgens de Lonely planet ging om een ‘medieval list of faith’. Ik moest dan voldoende hebben aan de zwakke schildering in de ‘Salle delle Asse’.<br />
<br />
Korte tijd later bewonderde ik de Vlaamse meesters, waar enkele Leidse schilders van de beroemde fijnschilderkunst ook hingen zoals Adrianus de Brouwer en vele anderen. De koetjes, pijprokers en musicerende figuren wakkerden mijn vaderlandsgevoel aan. Zelfs de toren van Rhenen herkende ik op een schilderij waarvoor een adelijke familie in voor mijn gevoel streng calvinistische kledij voor de Rijn staat. Ik vond het zeer apart om zo ver van je vaderland de streek te zien waar ik opgegroeid ben.<br />
<br />
De tijd tikte aardig verder en ik twijfelde ernstig of ik nog een stapel boeken mee zou nemen. De sonetten van Petrarca keken wel erg begeerlijk in mijn richting toen ik in toen ik in de boekhandel stond. Zelfs een paar keer meende ik een eerste regel te kunnen ontcijferen. Ik had echter geen geld meer waardoor ik geld zou moeten pinnen. Het apparaat werkte echter niet meer, waardoor ik opgelucht ademhaalde. Want zou ik ooit wel zover in het Italiaans kunnen komen dat ik Petrarca en Dante überhaupt kan lezen, laat staan begrijpen? Ik weet het niet, maar hoop van wel. Want het onvermijdelijke afscheid kwam iedere minuut dichterbij.<br />
<br />
Om half 8 moest ik mezelf dwingen richting het station van Milano te gaan. De bagage te halen en de trein in te stappen. Ik moest een innig geliefde verlaten en kon het mooie land nauwelijks loslatn. Ik hoopte vurig op een spoedig weerzien met Italië. Maar ik voelde de verplichtingen in het vaderland zich aan mij opdringen. De trein stond op de juiste tijd gereed voor vertrek. Een charmante dame van het ligrijtuig heette mij van harte welkom. Uit de coupés kon de taal die ik zo goed kende. Mijn reis liep ten einde, voelde ik.<br />
<br />
In mijn coupé zat een Australisch meisje en twee Chinezen. De Chinezen waren beeldend kunstenaar en leefden in Italië. Ze waren op weg naar Amsterdam om een vriend, ene Wallace Tieng op te zoeken. Tieng zou een zeer bekend schilder zijn en ze lieten vol trots enige foto’s zien. Op één staarden kleurige vissen afgebeeld in een even kleurig landschap. De originelen van twee schilderijen - een hond en een kat - toverden ze uit hun tas. Ik complementeerde de schilders en moest tot mijn schaamte vertellen dat ik hun zeer gewaardeerde collega en maker van al dat moois, helaas niet kende.<br />
<br />
Het meisje was al maanden van huis en zou haar laatste dagen in Europa in onze hoofdstad slijten. Ze sprak over de vele vrienden die ze tijdens haar reis vergaard had. Ze had enige tijd in Pisa gewoond met haar ex. Hij verbleef nu in Delft. Ze hem graag ontmoeten, maar hij had, in Italië een nieuwe vriendin en was daar op bezoek. Ze sprak glimlachend. ‘En wat zou je kiezen: de liefde of de studie?’ Waarop ik antwoordde: ‘Nou, dat is eenvoudig: de studie!’ Ze keek verbaasd en vervreemd op, waarna ik maar luid lachte om aan te geven dat ik een grap maakte. Zij echter bleef in de verbaasde en enigszins zure houding mij aankijken.<br />
<br />
Op de vraag of ik veel ‘friends’ had gekregen, moest ik een ontwijkend antwoord geven. Ja, ik had zeker wel mensen ontmoet onderweg, maar of dat nu vrienden waren geworden? Zij sprak enthousiast over al haar ontmoetingen. Ze had er vele vrienden en liefdes aan overgehouden. Ze ging met smart naar huis. Daar was haar studie, biologie, die al een jaar stil lag. Maar nu moest ze echt naar huis gaan om haar degree te halen. Verslaafd aan reizen was ze. Steeds spendeerde ze enige maanden van het jaar voor deze verslaving. Ik kon haar verslaving wel begrijpen en voelde dat ik er zelf ook aan begon te lijden.<br />
<br />
Het dure kaartje was bestemd voor een overmatig luxueuze couchette. We kregen een avondmaaltijd en de bedden waren echte bedden, dus niet die uitgeklapte banken van de normale couchette. Ik lag al snel op mijn sponde, want de moeheid was spoedig flink toegeslagen. Zeker nadat ik enkele regels van dit verhaal had opgeschreven. Ik kon geen letter meer op papier krijgen en knikkebolde op de cadans van de trein.<br />
<br />
Op bed viel ik spoedig in een diepe slaap, soms opgesnikt door het gesnurk en het onrustige en in uitstappen van de Chinese kunstenaar. Maar het kon mij weinig deren, ik sliep steeds als een blok weer in.<br />
<br />
‘s Morgens lag om de rijdende trein een sneeuwlandschap. Ik verbaasde mij over dit tafereel en het voelde of het midden in de zomer sneeuwde. Ik had de zomer in mijn hoofd en werd geconfronteerd met een heus winterlandschap. Niet veel momenten later stapte ik op Utrecht CS uit. Een koude wind begroette mij met wild enthousiasme en de regen zoende mijn wangen. Het Nederlands om mij heen verbijsterde mij licht. Ik wilde als ik mij door een mensengroep heen wilde dringen ‘excuse’ kunnen zeggen, maar besefte dat dit mijn vaderland is en dat zulke taal overbodig is.<br />
<br />
De boekhandel bevatte Nederlandse boeken en kranten. Ik was vergeten dat zulke dingen ook bestonden. Groot werd geadverteerd voor Harry’s nieuwe roman. Ik las de recensie in de krant en kocht in Leiden het boek maar. Ik ben weer thuis en moet weer aan de slag, dacht ik toen ik de eerste bladzijde opensloeg. Maar de woorden drongen niet tot me door. Ik zag palmbomen en een blauwe zee. Een visioen die verdwijnt als sneeuw voor de zon als ik nu naar buiten kijk in het sneeuwlandschap in de tuin van mijn ouders te Veenendaal. Het verlangen naar mijn nieuwe vaderland is groter dan ooit. Al ben ik bang dat ik weer snel in mijn oude leven verval.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-74906816732338434952001-02-01T14:05:00.000-08:002010-08-16T14:09:08.164-07:00donderdag 1 februari 2001<h6>10.35 uur, tussen Siracusa en Milano (dichter bij Milano dan Siracusa)</h6><br />
De nacht in een slaaptrein is altijd erg bijzonder. Je verkeert in een halfslapende toestand en droomt lekker weg, soms opgeschrikt door een station of een snurkende buurman. Ik heb bijna twee weken eenzaam in hotels verbracht en ik ben weer vergeten dat er medemensen zijn die de nacht al dan niet muzikaal opluisteren met het tromgeroffel van hun neus.<br />
<br />
Toen ik de coupé in Syracusa instapte, waren er nog geen medereizigers. Maar daar kwam spoedig verandering in. Al in Augusta - een perron verder gelegen - stapte een bezonnebrilde man bij mij in de coupé.<br />
<br />
<h6>12.30 uur, Milano</h6><br />
De trein bleek teveel te bibberen om een voor mijzelf enigszins leesbaar handschrift te behouden. Vandaar dat ik nu voor het Centraal Station, in de zon, het verhaal vervolg.<br />
<br />
De man was uiterst vriendelijk en begon een lang verhaal tegen mij af te ratelen. Ik begreep er bitter weinig van, en probeerde de man wijs te maken dat ik zijn taal niet verstond. Even verstomde hij en vertelde verder. Af en toe nam hij een Engels woordje in zijn verhaal op zodat de strekking mij duidelijker werd. Hij ging voor zijn rechteroog naar Milano, voor een operatie. Hij was technisch medewerkerbij een olieraffinaderij en had in Venezuela oogletsel opgelopen.<br />
<br />
Toen hij vernam dat ik uit Nederland kwam, glinsterde zijn linkeroog door de zonnebril heen. Daar had hij jaren geleden overigens, twee jaar gewerkt. Of ik het plaatsje ‘Murdaik’ kende. ‘O, Moerdijk’, reageerde ik enthousiast. Dat kende ik wel. Ik vertelde er niet bij dat ik er nooit geweest was en het alleen van naam kende. We spraken af en toe verder terwijl ik in de pauzes een paar zinnen schreef in mijn notitieboekje. Voordat we het wisten kwamen we bij het volgende station, waar de volgende gasten voor onze coupé al klaarstonden. Hun zoon gaf de vele bagage vanaf het perron aan de halfblinde en ik zorde voor een nette afvoer. We hadden alles goed en wel op de rekken gestouwd of de heer van het stel vroeg of we nu, met drie mannen en een vrouw ‘completp’ waren. Wij echter, zeiden dat de couchette voor zes personen geschikt was. De man ging voor nadere informatie de dichtsbijzijnde spoorwegman raadplegen. Toen hij terugkwam bleek het stel in het verkeerde rijtuig te zitten. Binnen enkele minuten kon de bagage weer dezelfde weg terug.<br />
<br />
Door deze sjouwactiviteiten vloog de tijd dusdanig dat we bij de volgende halte stopten: de stad Catania. De verhuisactiviteiten van daarvoor bleken slechts een lichte training geweest te zijn. In het gangpad stond in een mum van tijd een grote berg tassen en koffers voor ons coupédeurtje. Het vroeg een grote dosis creativiteit van ons, want ieder gaatje bleek een koffer of een tas te moeten bevatten. De grond onder de stoelen lag vol en ieder rek of andere dragende constructie kreeg bagage te dragen. Op dat moment vulde de coupé drie mannen en twee vrouwen.<br />
<br />
De nieuwe heer was een bebilde en bebuikte goedzak uit Rome die snel zijn afschuw over zijn geboortegrond uitsprak. De vrouw tegenover mij was een oudere vrouw die haar dochter in Zwitserland ging bezoeken. En de andere dame was een zwaar geschminkte dame van mijn leeftijd, of iets ouder, die haar familie zojuist bezocht had en op weg was naar haar werk in Milano. De coupé was met al deze mensen ‘completo’.<br />
<br />
Het meisje, zo zal ik de gesminkte dame maar even noemen, want ik weet haar naam niet, had met zeer snel sprekende stem de operatie van de bagageverhuizing geleid. Ze wees mij op een zorgvuldige behandeling van de loodzware koffer en ik probeerde het heel liefdevol te doen. Na de werkzaamheden zat ze naast mij, ter rechterzijde, en belde aan één stuk door op haar mobieltje. Gelukkig bleek ze wel over een goed ontwikkeld ochtendhumeur te beschikken, zo zou ik de volgende morgen ontdekken. De vrouw tegenover mij wees haar erop dat ik een ‘Ollandese’ was en de taal niet machtig was. Ongestoord ratelde ze verder, zonder overigens een Engels woord in haar verhaal te voegen.<br />
<br />
De sfeer bleek de coupé snel te vullen. De bebuikte goedzak, Antonnio, ging in discussie met de anderen over politieke zaken. Af en toe wees hij naar mij en dan hoorde ik het woord ‘Ollanda’ vallen. Ik betreurde het de taal niet machtig te zijn. Het meisje bleek zich daar ook over te verbazen, zeker toen ze merkte dat ik ‘solo’ reisde. Een bewonderig maakte zich van haar meester.<br />
<br />
Antonnio bleek met het uur meer en meer op dreef te komen. Hij gaf mij de naam Bergkamp, een respectabele Nederlander die zich in het voetbalspel heeft bekwaamd. Hij stak de loftrompet over de voetbalprestaties van Nederland en wist meer voetballers uit Nederland te noemen dan ik. Hij hield van Rome en was hevig gekant tegen Sicilië. Het eiland deugde niet, moest zijn strekking ongeveer geweest zijn. De andere vier reizigers hadden een andere mening over het eiland. Zij het dat de vierde, ik, niet veel meer dan ‘molto belle’ uitkraamde.<br />
<br />
De avond vorderde en Antonnio vroeg mij, via het meisje of mijn patria schoon vrouwenvolk had. Ik antwoordde met ‘normale’ en liet de rest liggen. Antonnio zag de weg vrij voor een koppelactie tussen mij en het bestickte meisje. Het meisje bleek met haar ogen een gewillige gelatenheid uit te stralen. Antonnio ging ongehinderd voort. Zo sterk zelfs dat ik aangaf het gesprokene niet te begrijpen. Het meisje gaf in haar blik de strekking weer, zodat ik in een glimlachen mijn hortende en stotende zin eindigde. Ondertussen was mijn lichaamstaal beter van het Italiaans. Een vuurrode kop en zweetdruppeltjes op mijn voorhoofd. Dit was het moment om de afstandelijkheid in te zetten en ik nam een boek ter hand.<br />
<br />
We gingen op de boot, het blijft een spectaculaire gebeurtenis, en ik spoedde naar het dek. Het meisje was daar ook en bleek zich te verlustigen aan de twee mobiele telefoons die ze bij zich had. Iets waar ze de verdere reis niet meer vanaf zou komen. De nacht verbracht ik in een snurkende menigte door. Antonnio bleek al drie uur voor zijn uitstappen rond te struinen, waardoor ik niet de nachtrust kreeg die ik wenste. Het leek eerder op een nachtroes, maar daar hield ik wel van.<br />
<br />
Vanochtend hielp ik met het uitladen van het emigratievolk. Een groot deel van de bagage blkeek van de oudere dame te zijn. De loodzware tassen hielp ik mee uitladen. Als afscheid gaf de oudere dame mij een warme omhelzing met een tweetal zoenen, waarbij ze zich menigmaal het woord ‘grazie’ liet ontvallen. Het meisje bleek aan een handdruk voldoende te hebben. Ik was verheugd op deze aangename wijze van de Siciliaan afscheid te hebben genomen. Nu zit ik op het bankje voor het station een verslag te schrijven. Morgen rond deze tijd hoop ik in Nederland te zijn en en niet meer de rare ‘Ollandese’ te zijn, die liefesavontuurtjes nog voor de knop in zicht komt al genadeloos afknapt.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-77757438575158575772001-01-31T13:59:00.000-08:002010-08-16T14:05:33.556-07:00woensdag 31 januari 2001<h6>17.50 uur, tussen Siracusa en Milano</h6><br />
Daar zit ik dan... in de trein nar Milano. Het afscheid is zojuist geweest. Ik nam afscheid van Siracusa als van een innig beminde. De korte tijd van ons samenzijn is een hartstochtelijk relatie gegroeid. Eentje die ik slechts met weinig steden heb. Ik begrijp het zelf ook nog niet helemaal. Korte tijd omarmde ik haar liefdevol. ‘Ik zal je missen’, mompelde ik toen de trein wegreed. Kom ik hier ooit nog terug? Ciao, arrivederci, meer kan ik op dit moment niet verzuchten.<br />
<br />
De hoop op weerzien trooste mij dan ook. Ik wil absoluut nog eens naar deze stad en dit eiland terugkeren. Maar voor langere tijd wil ik er blijven. De taal sprekend en proberen iets van het geheim te vinden. Het grootste deel van de dag doorbracht ik wachtend. Gelukkig scheen de zon tijdens deze bezigheid en zo mocht ik de huidstrelende stralen als liefdevolle zoen interpreteren. Of een zachte knuffelpartij. Ik schreef het opstel over dichten af en was na de voltooiing zo ontevreden dat ik gelijk opnieuw begon. Of er iets beters uit zal rollen, betwijfel ik. Voor de zekerheid heb ik de linkerbladzijde van mijn Venus-schriftje leeggelaten. Zo kan ik daar aan- of afvullingen schrijven.<br />
<br />
Goethe schrijft aan het einde van zijn verblijf op Sicilië:<br />
<br />
We hadden eigenlijk toch niets anders gezien dan volstrekt vruchteloze pogingen van het mensdom zich tegenover het geweld van de natuur, de genieperige verraderlijkheid van de tijd en de verbittering van interne vijandigheid te handhaven.<br />
<br />
Een dergelijke conclusie kan men hebben over dit eiland. Ik vind dat hierin juist de dapperheid van de Sicilianen doorspreekt. Of het nu een volk of een natuurcatastrofe is, altijd bleef de Siciliaan overeind staan. De combinatie van alle culturen geeft het eiland de stoerheid, mystiek, gevoeligheid en oriëntalistische mix die het nu heeft.<br />
<br />
Deze gedachten gaan in mijn hoofd rond. De dreiging van een aardbeving of vulkaanuitbarsting voel je bij een bezoek aan dit eiland. Tegelijk weet je dat ze hier zullen blijven. Op deze rotsachtige bodem is het leven aangenaam. Een winter bestaat hier niet, waardoor de mensen vaak buiten kunnen zijn. Iets dat de contacten zeer ten goede komt. Ik hoop dan ook dat ik na mijn studie het eiland mag bewonen en er geluk mag vinden.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-69970663652508046562001-01-30T09:47:00.000-08:002010-08-15T09:49:03.861-07:00dinsdag 30 januari 2001<h6>11.25 uur, Siracusa</h6><br />
Het zand van de tijd lijkt deze laatste dagen sneller te vallen dan ooit. Het idee dat ik over enige dagen weer terug ben in Nederland, wordt versterkt door het regenachtige weer dat dit eiland gisteren en vandaag treft. Het lijkt te willen zeggen: je moet gaan, het is genoeg. Daarbij neuriet de in ‘Ik hou van Holland’, met de wals erbij, grote delen van de dag door mijn hoofd. Alsof een soort van verlangen naar het vaderland mij treft. Ik verzet mij hevig tegen deze heimwee en verander Holland in Rome. Maar de melodie blijft hetzelfde.<br />
<br />
De stad Catania wordt ten onrechte een lelijke stad genoemd. De prachtige straten, vol mooie barokgebouwen geven de stad eenzelfde charme als de flirtende bardame bij de cappuccino. Misschien zit het hart op de verkeerde plaats. Het stationsplein met de chaos en rommeligheid vormt een slechte entree. De kale betonnen gebouwen en een kermis die niet speelt, dragen daar zeker een steentje aan bij.<br />
<br />
Na het beschreven cafébezoek toog ik naar de Chiesa San Nicolo, met een aangrenzend klooster. Goethe schrijft enthousiast over het grote orgel dat met vier manualen en 72 stemmen het grootste van het eiland is. De kerk, in restauratie, bezit een onaffe façade, waarbij de halve pilaren veel gelijkenis vertonen met de ruïne van een Griekse tempel. Of de halve pilaren zouden beter boven een graf passen, als symbool van de tijdigheid van het menselijk leven. De hoge hekken voor de grote zware kerkdeuren bleken potdicht te zijn. De kerk is evenals het aangrenzende Benedictijnenklooster het bezit van de universiteit. Het godshuis is al jarenlang in restauratie, zolang dat er meerdere orgels te bouwen zouden zijn in die tijd.<br />
<br />
Het klooster was open en de deur werd platgelopen door studenten en docenten. Ik liep mee met de stroom en trok mijn verstrooide professor gezicht om niet op te vallen als ongewenst persoon. De controle schijnt erg streng te zijn. Zonder problemen passeerdeik de wacht. Ongetwijfeld wilde hij mij niet storen in mijn hersenspinsel over het groot filosofisch probleem, wat mijn glazige blik hem ongetwijfeld deed vermoeden. De ingangszaal bestond uit mooie natuursteen met aan weerszijden brede trappen. De wanden waren opgesierd met schitterende reliëfs waarop diverse bijbelse taferelen en verhalen over heiligen waren afgebeeld. Ik liep rechtuit en kwam in een lange kloostergang terecht. De ene kant bevatte een eindeloze rij deuren waarop bordjes aangaven welke professor er in dat kamertje huisde. Een treffende vergelijking met de dierentuin schoot mij te binnen. Daar staat op bordjes bij elke kooi welk diersoort in die ruimte verblijft.<br />
<br />
De andere kant van de gang bevatte ramen en deuren waardoor je de ingesloten kloostertuin kon zien. Het alles werd beschermd door de prachtige gewelven die ver boven mij waren. Ik liep verder, ging de hoek om en ontdekte dat daarachter eenzelfde soort gangenstelsel was. Dit herhaalde zich enkele malen. In de kelders van het klooster was de universiteitsbibliotheek gevestigd. Tussen de fundamenten van de Romeinse termen waarop dit grote klooster, één van de grootste ter wereld, is gebouwd. In de kloosters zitten de letterenfaculteit en wijsbegeerte. In de gangen tussen de vele kloostertuinen waren stalen vloeren aangebracht. Zo konden studenten aan de tafels die daar stonden en in de erkers studeren. En in een donderflits wenste ik mijn Leidse stekkie voor Catania te verruilen. Deze onrealistische gedachte verliet mijn brein spoedig, al ging dit met een weerlichten gepaard.<br />
<br />
Ik dwaalde er nog wat rond. Het filosofisch probleem leek de oplossing nabij en ik zocht naar de ingang van de kloosterkerk. De ‘Aula grande’ bleek echter potdicht te zijn. Met een lichte teleurstelling verliet ik het klooster en ik at bij de resten van de termen, net buiten het klooster, een banaantje. Ik had genoeg energie om naar de dom terug te keren.<br />
<br />
Het cafeetje met de leuke bardame was gesloten en ik strande in een open kerk, de enige die ik in Catania open vond. Het as de San Benedicto, de kerk was overladen door barokke versiersels en bevatte twee mooie orgels, waarop Bellini het vak leerde. Mijn aandacht werd niet getrokken door dit alles. Tussen de pilaren stonden enorme vergeelde kandelaars. De houten stellages eronder gaven aan dat deze torenhoge gevaartes gedragen konden worden. Het geheel was opgevrolijkt met bolbuikige engeltjes en diverse heiligen. Binnen werd een verhaal in kleine beeldjes weergegeven. Aan de vrouw met de afgesneden borsten zag ik dat het om St. Agatha ging. Ook bleken de engelen plankjes in de handen te dragen waarop de twee afgesneden borsten als broodjes lagen.<br />
<br />
Ik snelde naar een vrijwel tandloos mannetje die met zijn rinkelende sleutelbos aangaf een gids te zijn. Ik vroeg naar de enorme kandelaars en waarvoor ze gebruikt worden. Hij snelde als antwood op mijn vraag weg in een strompelpas en kwam even later met een fotoalbum terug. Hij liet een processie zien waarbij de enorme kandelaar gedragen werden. De man vertelde mij er een heel verhaal bij.<br />
<br />
Uit het Italiaanse gebrabbel van het tandenloze mannetje kon ik weinig opmaken. De lippen gingen lispelend heen en weer en het ene boventandje kon weinig spuug uit de mond tegenhouden. Hij sprak over het feest van St. Agatha op 4 en 5 februari. Ze lopen dan in processie naar het domplein. Maar wat deden de ‘autoria’? Ze wilden het feest blokkeren. De polizia verbood de processie met de kandelaars. En boos gebaarde de man met zijn armen. Hij dreigde dat ze het toch gingen doen. Desnoods een heldhaftige ‘morta’ zouden doorstaan. Alles ter ere van de heilige martelares. Want hoe konden de autoriteiten zoiets verbieden! Voor het eerst rook ik een dranklucht uit zijn mond. Gelukkig kalmeerde hij spoedig en wees naar een informatiebord in de kerk.<br />
<br />
Naast allerlei gebruikelijke informatie over het gebouw en het interieur, werd er vermeld dat zes van de elf Agatha-kandelaars hier bewaard werden. De kandelaars werden op het feest gedragen en daarbij zacht heen en weer bewogen. Dit gaf het geheel een mystiek effect volgens het informatiebord. Ik zou de mystiek moeten missen. Met het feest ben ik al uitlandig. Of de autoriteiten het verbieden of niet. Jammer, want een dergelijk schouwspel had ik graag willen meemaken.<br />
<br />
Mijn bezoek aan Catania diende eigenlijk een totaal ander doel. Ik moest mijn vervloekte terugreis regelen. Omdat de reis twee dagen (ruim 40 uur) kost, wilde ik de lange reis zo gerieflijk mogelijk maken. Het overgrote deel van de trip zal ik in de nachtelijke uren doorstaan. Mijn slechte ervaring met de reis naar Palermo in de nacht, wilde ik niet nog eens herhalen. Ik wilde daarom per couchette reizen, zodat ik enkel euren nachtrust kan genieten en ‘s morgens niet halfslapend in Milaan aankom.<br />
<br />
De couchette van Siracusa naar Milano was snel geregeld, maar dat ding van Milano naar Amsterdam bleek onregelbaar. De man bij wie ik het in de morgen vroeg, haalde zijn schouders op en zei dat ik het later maar moest proberen. Dat deed ik. Ik keerde enige uren later weer terug en vroeg het een ander. Hij sloeg aan een wild tikken op een apparaat dat op een computer leek, maar kwam er niet uit. Hij haalde er een collega bij en de heren gingen bladeren in verscheidene mappen. Het zou om een speciale trein gaan en de herekn kwamen met een kaartje voor 94.000 lires. Ik sputterde nog wat tegen, maar een andere mogelijkheid bestond er niet. De heren zouden wel eens gelijk kunnen hebben en mijn zucht naar een slaapplaats was zo groot dat ik het kaartje voor de ‘overnightexpress’ maar aannam. Wel blijkt uit dit verhaal dat de Italiaanse bureaucratie zich goed laat zien bij de staatsspoorwegen. Hoewel de NS ook wel van wanten weet als het om dit soort moeilijke vragen gaat.<br />
<br />
De gedachten aan de terugreis deden het douane-avontuur weer in mijn herinnering terugkeren. Ik struinde 100.000 lires armer en een fortuinlijke ligplaats rijker over het station van Catania en bad God vurig. ‘Vader laat deze routinecontrole ditmaal aan mij voorbij gaan.’ Al ben ik mij bewust van de onoverkomelijkheid van deze controle, ik hoop en bid dat het ditmaal zal uitblijven. De bepette heren zullen het dan echt moeilijk krijgen. Want ik zal mij ongetwijfeld heviger verzetten dan de vorige keer. Ik haat een schending van de privacy door poedelnaakt voor zulke nieuwsgierige ventjes te moeten staan. Ik bepaal zelf wel voor wie ik de kleren uitdoe! Enfin, genoeg hierover ik ga nu Noto eens nader bekijken, want ik verblijf hier nu al enige tijd. Ik moet veel regenbuien trotseren, maar soms schenkt een vleugje zonneschijn mij lichte vreugde. Dat maakt een terugkeer naar het vaderland weer emotioneel.<br />
<br />
<h6>20.25 uur, Siracusa</h6><br />
De stad Noto maakte een trieste indruk op mij. De stad is na een zeer zware aardbeving in 1693 enkele kilometers verderop herbouwd. Ze maakten wat moois van de nieuwe stad. Grote hoge huizen flankeren de straten en af en toe komt een mooie piazze de reiziger tegemoet. Vooral het domplein is een in het oog springend geheel. Een groot barokgebouw staat er in het midden en de dom behoort met haar hoge trap en een façade met twee torens grote indruk op de toeschouwer te maken.<br />
<br />
Behoort, zei ik, want het gebouw staat op dit moment in de steigers, evenals het gebouw dat midden op het plein staat. Menig hoge gevel van de huizen staat vastgeketend tussen hout en staal om instorten te voorkomen. Zelfs de hoge poort aan de ingang van de oude stad wordt voor de toeschouwer aan het oog onttrokken door houten schuttingen en metalen steigers. De dom is er het allerbelabberst aan toe. Het hele middenschip is ingestort en de halve koepel pronkt nog geruïneerd omhoog als herinnering aan lang vervlogen tijden. Op dit moment is het gebouw in ‘reconstructione’. Een golfplaten dak hing in het middenschip, alsof het om een grote loods ging. De aardbeving van 1996 is hieraan debet. De gebeurtenis heeft de halve stad in puin veranderd. Het geheel gaf een droevige aanblik en ik hoop dat ze het allemaal op tijd opgekalefaterd hebben. Anders is de stad eenzelfde lot als in 1693 beschoren.<br />
<br />
De regenbuien die regelmatig mijn hoofd vertroelden, bezorgden mij eveneens weinig vreugde. Het weer maakt de laatste dagen een onaangename wending. Het zou als een wenend afscheid van het eiland genoemd kunnen worden, maar je zou het slechte weer ook als een voorbereiding van de weergoden kunnen zien. Zo weet ik weer dat het in mijn vaderland dergelijke taferelen oplevert. Nu kan ik mij alvast voorbereiden op mijn terugreis.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-72876674612028343892001-01-29T08:29:00.000-08:002010-08-15T08:30:35.061-07:00maandag 29 januari 200113.25 uur, Catania<br />
<br />
Temidden van radiogeschetter en een meezingende bardame zit ik in een café aan de Victorio Emanuelle II. Catania is een chaotisch stad, bezit een grauwe kleur en doet in z’n totaliteit aan een achterstandswijk denken. Het is erg moeilijk om door die grijze en zwarte kleuren een mooie stad te zien. Dit probleem wordt nog eens versterkt door de criminaliteit. Catania heeft de naam ‘Chicago van Sicilië’. En door het regenachtige weer. Daar komt nog bij dat op deze maandag alles potdicht zit, waardoor ik geen enkel gebouw van binnen kan zien.<br />
<br />
Maar de bardame maakt veel goed. Ze kijkt charmant in mijn richting en weet de spiegels achter de bar goed te benutten. Het is een kijken dat tegen flirten aan zit. En ik laat me heerlijk in het spel meevoeren. De Italianen kunnen zo heerlijk ongegeneerd flirten, zonder dat daar enige verdere bedoeling achter zit. Voor een afstandelijk mens als ik is dat heerlijk. Want ook ik weet: als je verder gaat, blijken charmes te verdampen en maken ze plaats voor een harde knauw waar je je leven niet meer zeker bent, zeker in dit Siciliaanse Chicago.<br />
<br />
Gisteren had ik een luierdagje. Hoewel het weer, bewolkt maar droog, daar niet echt aan bijdroeg. Ik hing vooral rond en schreef het grootste gedeelte van een essay over dichten. De strekking is dat ik ongeschikt ben als dichter en met behulp van de nodige metaforen bewijs ik het tegendeel. Ik was van plan om het opstel over elektronische post naar de ‘gedicht van de week’-lezers te sturen, maar gaandeweg het schrijven ontdekte ik dat het beter voorgelezen kan worden. Ik wil dus, in overleg met het NNP, wel een lezingavond organiseren, zodat ik mijn ei goed kwijt kan.<br />
<br />
Het verblijf in Siracusa doet mij goed. In mijn ‘stamkroeg’ loopt de barman bij mijn binnenkomst al naar het espresso-apparaat om mijn cappuccino klaar te maken. De mensen zijn hartelijk en ik converseer met handen en voeten, wat een hoop vreugde met zich meebrengt. Ze spreken met mij over het weer en de verschillen tussen Nederland en Sicilië. Ik voel mij zo erg thuis hier, dat ik zeker een keer wil terugkeren. Wel voor langere tijd en met een mondje vol Italiaans, waardoor ik wat makkelijker aansluiting kan krijgen.<br />
<br />
Ze zijn hier erg vrijgevig. Zonder enige moeite durven ze dan ook de vreemdeling een gunst te vragen. Talloze malen word ik aangeklamd voor een ‘sigarette’. Gisteren zat ik op een terrasje het essay te schrijven. Op losse blaadjes, gescheurd uit een van de vele schriften die ik bij me draag, pende ik de verhandeling. Mijn opzetje op een ander los blaadje bij de hand waardoor ik een draad had om één of andere structuur te hebben. Ook de metacommunicatie voegde ik toe, zodat de lezer of toehoorder een menukaart bij de hand heeft en weet wat hij te eten krijgt. Het schrijfwerk werd opgeschrikt door een zacht kloppen op mijn bovenarm.<br />
<br />
Een meisje van een jaar of zes, drukte met haar handjes op mijn bovenarm. ‘Signoro’ kwam uit haar mondje. Ze veegde at van haar gitzwarte, halflange haar met de andere hand voor haar gezicht weg. ‘Signoro’, herhaalde ze en ze wees naar het papierwerk op het wankele tafeltje. Ze vroeg of ze een velletje maagdelijk papier mocht hebben. Het vingertje keek begeerlijk naar het lijntjespapier. Ik pakte een los blaadje uit het opstel en gaf het haar. ‘En voor mijn broertje eentje’ en het handje wees in de richting van een klein ventje dat op een crossfietsje zat. Het jochie kwam mijn richting opfietsen en parkeerde zijn fietsje op enkele centimeters van mijn tafeltje. Zijn handje opende zich begeerlijk. Ik scheurde een velletje uit het schriftje en gaf het hem. Het kereltje griste het uit mijn handen. ‘Nog eentje’, riep het meisje enthousiast, maar de jongen corrigeerde haar wijselijk met een opgeheven wijsvinger. ‘Maria, basta’, voegde hij er vaderlijk aan toe. ‘Si basta’, mompelde ik bevestigend. De beide jongelieden keerden zich om, vergezeld van de wapperende streepblaadjes. ‘Wat kun je een kind toch gelukkig maken’, dacht ik nog toen ik weer verder ging met het verhaal over het sonnet.<br />
<br />
Korte tijd later zag ik, in een overpeinzing waarbij ik even van mijn werk opkeek, het jongetje en het meisje weer. Ditmaal waren ze vergezeld van een oudere zus. Haar jonge perzikborstjes priemden enkele centimeters door het strakke shirtje heen. Vlak boven de kogelronde buik bij haar middel. Het leek nog het meest op het dranktonnetje dat om de nek van een berghond bengelt om zijn slachtoffers mee warm te krijgen. Haar buik bungelde mee met haar pas en aan haar hand hield ze het fietsje vast. Het leek wel of er een halve zandloper op stelten door de straat liep, want haar achterwerk bleek even rond te zijn als haar buik. Het kleine meisje wees naar mij en tikte haar oudere zuster op de zandloperbol. Ze mompelde wat naar haar, waarna ze zich naar mij keerde en met een enthousiast armzwaaien ‘ciao’, riep. Ik knikte beleefd als antwoord en de colonne liep verder. Mijn gedachten herhaalden zich als ik had toen ik de blaadjes net overhandigd had aan de kinderen. Alleen zag ik ditmaal geen fladderende briefjes, enkel het waggelen van een halve zandloper op stelten, vergezeld met twee kinderen. Wellicht zou het kleine meisje naast de halve zandloper op stelten met het vallen van het zand in de zandloper, eenzelfde reliëf gaan vertonen, dacht ik erbij.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-64336825797176337352001-01-28T08:28:00.000-08:002010-08-15T09:20:24.495-07:00zondag 28 januari 2001<h6>12.30 uur, Siracusa</h6><br />
Soms voel ik mij hier als Adam. Overal zie ik paartjes lopen. Hier in Italië lijken ze veel waarde te hechten aan het familieleven. De stelletjes, mannetje en wijfje, zijn veelal vergezeld van ouders, waaromheen regelmatig het gevolg van de liefde omheen druilt. De grote hoeveelheid bambini en kleine wezens in productiestadium, zwermen hier rond als een groep bijen. De vrijgezel ziet dit schouwspel met een lichte pijn in het hart. Ik heb dat allemaal niet en er lijkt geen God te zijn die een rib van mij wil ombouwen tot vrouw. Maar zo is het nu eenmaal. Ik geloof dat er weinig verandering in komt.<br />
<br />
De Sicilianen blijven mij verwonderen. Gisteravond in het bijzonder. Er bleek meer op handen te zijn dan alleen de marathon. De hoofdstraten van de stad bevolkten een lange sleur van mensen. De stroom leek een voor mij totaal onbekende bestemming te hebben. Ze liepen gewoon naar nergens. De drukte deed aan één andere feestdag bij ons denken, maar dan zonder biertentje en muziek. Ik overwoog de situatie en ging naar het domplein, wellicht dat daar de oorzaak van alles was. De kathedraal bleek om half elf nog open te zijn en ik ging naar binnen. In de tempel was het een drukte van belang. Overal krioelden mannen, vrouwen en kleine kinderen. Ze liepen te zeulen met bloemen en ander waar. De lelijke rode anjers werden op kandelaars geplakt waarmee ze een processie konden vergezellen. De apparaten waren geschilderd met een goudkleurige verf en werkten op batterijen om het geval in een lichtzeet te doen veranderen. Deze kunstmatige fakkels gaven met de rode anjers een potsierlijke indruk, die eerder aan kitsch dan aan kunst deed denken.<br />
<br />
Ik kwam op het juiste moment, want de mensen werden met gefluit en geklik van vingers door de bewakers de kerk uit geleid. Het leek net een herder die zijn wolven met deze methode van zijn schaapjes houdt. Ik verliet de kerk dan ook even snel als dat ik er binnen gekomen was. <br />
<br />
De Sicilianen hechten weinig waarde aan de muzikale invulling van hun godsdienstvieringen. Hoewel ver achter het hoofdaltaar in de absis weggedrukt, een pijporgel aanwezig was, stond in het schip van de kerk een lelijk elektronisch apparaat. Het deed mij denken aan Trapani waar ik vorige week een kerk binnenkwam waar net een viering in volle gang was. Een dikbeglaasd meisje zat achter een elektronisch geval. Het koortje dat zich om het ding had geschaard, zong in alle toonaarden, behalve de juiste. De toehoorder werd eerder door de valsheid getrokken dan door het lied dat gezongen werd. Toen een vrouw solo aan de gang ging, ondersteund door walgelijke akkoorden die in mij allerlei gereformeerde gedachtes deed opwellen, verliet ik de kerk maar. In Siracusa waren het de bewakers die mij de kerk uitjoegen, want de speeltafel was, god-zij-geprezen, leeg. In dat opzicht wilde ik wel de kerk zingend verlaten, zo tussen al die hoogzwangere vrouwen.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-32917144282822803862001-01-27T08:25:00.000-08:002010-08-15T08:27:46.001-07:00zaterdag 27 januari 2001<h6>11.45 uur, Siracusa</h6><br />
Ik blijf hier tot het einde van de reis. Dat besloot ik gisteren. Dan maar geen Etna en geen villa met prachtige mozaïeken. De zon maakt een dergelijk uitstapje tot een doodszonde. Want ik heb niet alleen cultuur nodig, maar bovenal de genade van de overheerlijke zon. Ook al schiet er af en toe een wolk voor en valt er uit die wolk heel soms een druppel regen. Ik geniet van de zon en zit veel te schrijven. De cultuur heeft voor mij voldoende inspiratie opgeleverd. Het verhaal over de suppoost ligt min of meer stil en maakt plaats voor een novelle waarvan het grondplan vrijwel gereed is. Gisteren maakte ik de eerste schetsen en het lijkt een leuk ding te worden. Ik weet nog niet of het ding publicabel genoeg is en of ik wel genoeg geduld en energie bezit het geheel in een mooie stijl uit te werken. Voor dit moment is het een heerlijke bezigheid. De hoofdpersoon leeft echter nog onvoldoende, maar daar komt hoop ik snel verandering in. Ik ken de beste vent nauwelijks meer dan een week, dus als je hem dan nog niet kent, is dat geen ramp. Je kunt mensen al jaren kennen, en toch totaal niet doorgronden. Er is dus geen reden voor paniek.<br />
<br />
Ik ben in Siracusa maar een welgemutste stemming om ‘Eureka’ te zeggen, ontbreekt nog. In de geboortestad van Archimedes zorgt het milde klimaat wel voor een zomergevoel. Het heerlijke briesje van zee doet mij erg goed. In de zon kunnen erg hoge temperaturen bereikt worden, zodat ik vergeet wat voor een nattigheid in Nederland is. De angst dat ik daar over een week ook weer in terugval, grijpt mij iedere morgen bij de keel. Ook al voel ik mij maanden van huis, ik bezit weinig motivatie om terug te keren en hard aan het werk te gaan. Helaas.<br />
<br />
Gisteren bezocht ik de Duomo en de bron van Aretusa. De dom is op de plaats van de Griekse tempel voor Athena gebouwd. Ik had dit vermoeden al toen ik de avond ervoor erlangs liep. De pilaren van de Griekse tempel zijn aan de buiten- en binnenzijde overduidelijk te zien. De Dorische zuilen geven de kerk een mooi gezicht. Ik bedacht daar hoe eenvoudig de oude godsdienst vervangen wordt door een nieuwe. Voor mij lijken kerken ook een nieuwe functie te vervullen. Ik onderga er niet meer de kracht van de Heilige Geest, maar verwonder mij over de schoonheid van de menselijke cultuur. Hier ligt weldegelijk een nieuwe verschuiving in godsdienst, maar de mens als scheppend wezen. Op dat moment voelde ik mij een Harry Mulisch met zijn redenatie: ‘Niet God heeft de mens geschapen, maar de mens heeft God geschapen’.<br />
<br />
De bron van Aretusa lijkt echt ieder moment in de nimf te veranderen. Het is niet zo verwonderlijk dat er een legende is, waarin de achtervolgde Aretusa in haar vlucht veranderde in de bron. Ik zag het zoete water in zee stromen en wilde het water kussen, waardoor Aretusa even in een nimf zou metamorferen. De bron straalt dit echt uit. Misschien kwam het door de eenden op ganzenformaat die erin zwommen, waardoor een legende in geschiedenis verandert. Maar zoals altijd was mijn fantasie groter dan de werkelijkheid. Menig achteloze toerist wierp een blik op het water en keerde zich om. In de ogen viel een uitdrukking te lezen als ‘is dit alles. Oeheohoehoe.’ Sommige mensen lijken in dit tijdperk met de verbeelding van de televisie aan een gebrek van eigen verbeelding.<br />
<br />
Het hotel is zeker niet slecht. Al had ik ook liever in een bad gezeten en na afloop van het badderen, bij de grote ontdekking, poedelnaakt door de stad gerend. Juichend van vreugde omdat ik het raadsel van de kroon had opgelost. De douche met een kraanstraal water vraagt wat dat betreft erg veel van mijn verbeelding en fantasie.<br />
<br />
In het hotel logeert een vriendelijk Amerikaans stel met wie ik iedere morgen van het gratis ontbijt geniet. Mijn morgens zijn nooit de helderste momenten van de dag en ik hakketak wat in een steenkoolmijn van halve zinnetjes en vage grappen. Ik moet echt maar eens een cursus Engels doen. In Italië heb ik het volk der Amerikanen uitgebreid gesproken. Soms word ik moedeloos van al dat Engels en verval ik in een kwade bui als ik ze in het rauwe Engels van hun een ijsje hoor bestellen. Ik sprak beide talen even gebrekkig zodat ik een peuter in een winkelwagentje lijk. Alle dingen wijs ik aan en ik steek een vingertje of wat in de lucht. De vreugde is groot als ik het gewenste effect bereik. Maar dat is zelden, zodat ik nu met 2 kilo sinasappels loop te zeulen en 2 kilo bananen. Ik was aan de andere kant blij dat ik de 4 sinasappels die ik wilde hebben geen 4 kilo werd. Wat ik de man toch in de discussie liet doorschemeren. Maar de prijs maakte veel goed: 1,10 gulden voor 2 kilo sinasappelen. Waar kan je dat op een Nederlandse markt krijgen?<br />
<br />
Ze zeggen dat de markt de goede kennismaking met het land is, maar ik zie geen enkel verschil tussen deze markt en de markt in Leiden. Al zijn er andere vruchten en liggen er de vreemdste soorten vis op de planken van de kraampjes. De drukte is even groot als in Nederland en ook hier heb je voordringers die als laatste komen en als eerste aan de beurt zijn. Maar misschien houden toeristen van het gewauwel, geschreeuw en gedring wat iedere markt kenmerkt. Ik was blij dat ik genoeg eten heb voor het hele weekend.<br />
<br />
<h6>21.10 uur, Siracusa</h6><br />
Lijkt Siracusa door de weeks een half dode stad of minstens iemand met een ernstige ziekte, op zaterdagavond staat Kortjakje op om zich op te maken voor de zondagse mis. Wellicht wordt de drukte mede veroorzaakt door de marathon (Siracusa-city-marathon) die morgen op handen is. De Siracuser doorstaat zijn vrije tijd voornamelijk door over straat te promenaderen. Bij ons zou bij een dergelijke manifestatie de straat opgevuld zijn met allerlei bierkraampjes, hier niets van dat alles. De mensen lopen hier braaf in het gebied naar een onbekende bestemming, netjes de file van voorgangers volgend. Het heeft meer weg van een 1-mei-parade op het Rode Plein dan van een feest.<br />
<br />
Wel werd er vuurwerk afgestoken waarvan ik, een bar uitramend, nog net een paar uitspatsels kon zien. De Italiaan laaft zich niet aan het bier, maar staat wel massaal voor de snackbar. Die is net als de pizzeria waar ik zit, overladen met eters. Hele families zitten er, terwijl ik niets van enige reden kan ontdekken dat ze hier moeten zitten. Alsof ze hier dagelijks zo zitten. De kinderen rennen vrolijk langs de tafeltjes en geen ouder maakt daar een opmerking over. Bekenden groeten elkaar en praten half etend over de tafeltjes heen. Een heerlijk gevoel voor mij, die de hele vakantie in uitgestorven restaurantjes heeft doorgebracht. Deze pizzeria op zaterdagavond vormt een aangename uitzondering.<br />
<br />
Vandaag heb ik vrijwel niets uitgevoerd en heerlijk van de zon, de mensen en de rust genoten. Ik liep langs de fontein van Diana, een kunstwerk uit 1908 terwijl ik naar het internetcafé op weg was. Het werk is een mooi kunstwerk, soms wat grof maar uiterst realistisch uitgehakt. Diana triomfeert in het midden en wordt omringd door mannelijke en vrouwelijk nimfen die op grote vissen zitten. De nimfen houden de bek van de vis open met een roestig stuk kabel in de hand., Het alles is mooi bewerkt en kan, wat mij betreft, wedijveren met menig Renaissance of barokke fontein.<br />
<br />
Waarom zou mijn patria geen fonteinen hebben? Vanwege de harde winden die het water tientallen meters naast de fontein laat verregenen? Vandalen die het enorme oude kunstwerk zouden aantasten? Of is het de vrieskou die menig nat stuk steen uit elkaar doet barsten? Ik weet het niet, maar ik betreur het dat Nederland die zoveel dingen van de Italianen heeft overgenomen, deze fraaie uiting van kunst heeft laten rusten. Misschien komt het door ons gebrek aan pleinen. Iedere poging tot een plein in mijn moederland, doet kunstmatig aan. Als een parkeerplaats of een plek waar men iets anders op wist te zetten. <br />
<br />
Een plein in Nederland lijkt meer op een weiland waarbij de slootjes en grazende koeien helaas ontbreken. Ook de parken zijn in Nederland een ondergeschoven kindje. Hier is ruimte voor een door palmen overgoten park, waar de mensen lekker zitten en de dagelijks dingen bespreken. Ik denk dat het hoofdmotief de temperatuur is. In Nederland loont een park of plein nauwelijks omdat we het grootste deel van het jaar binnen leven. Een grote gebeurtenis moet altijd in de maanden mei tot augustus gehouden worden en dan nog kan het gebeuren in het water vallen. Hier, kan altijd wel iets georganiseerd worden en is de kans op regen veel kleiner. En als het regent, valt er even wat, waarna weer een droogte invalt die de straten snel droog maakt. Misschien ben ik in het verkeerde land geboren, want last van een heimelijk verlangen naar mijn patria heb ik niet.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-58426204341523612342001-01-25T12:47:00.000-08:002010-08-14T12:48:28.121-07:00donderdag 25 januari 2001<h6>12.30 uur, Siracusa</h6><br />
Temidden van een zonovergoten Grieks theater uit de vijfde eeuw voor Christus schrijf ik dit. Gisteren baalde ik dat ik in de trein zat terwijl de zon scheen, zesenhalf uur deed ik over de circa tweehonderd kilomter van Agrigento naar Siracusa. Nu ik hier ben, in het parco archeologica, vergeet ik de hele reis. Het zonnetje doet denken aan een mooie zomerdag in juni, terwijl het hier januari is. Ik wist niet dat het hier zo warm kon zijn, dat zelfs mijn bloesje teveel lijkt te zijn. Maar ik ken mijn enthousiasme en houd het ding aan. Een verkoudheid heb ik te snel te pakken en dat terwijl ik over mijn vorige nog niet eens heen ben. De hemel is blauwer dan gisteren. Toen zag ik nog wolkjes in het luchtruim zweven. Nu is er geen wolkje aan de lucht. Je kunt je niet voorstellen hoe ik geniet. En dat terwijl in Nederland de koude regen neerdaalt, of een harde westenwind mensen van de fiets af rukt. Ik weet zeker dat ik als ik weer terug ben in Nederland, dit lekkere weer ongelooflijk zal missen. Als een verliefde die zijn geliefde lange tijd niet zien zal, zo omarm ik dit prachtige eiland. Het blijkt even raadselachtig te zijn als een geliefde. Geen enkele greep krijg ik op dit eiland, dat steeds weer een nieuwe karaktertrekje laat zien. En dat terwijl de meeste mensen bij het horen van Sicilië denken aan de Maffia. Voor mij is de gedachte aan de Maffia één van de eerste dingen die wegviel bij mijn verblijf op dit eiland.<br />
<br />
De tocht gisteren was lang. Onderwijl trok zich het landschap aan ij voorbij. Ik zag rijen mandarijnbomen waar de vruchten oranjerijp aan hingen. De bomen zijn alleen groen en verliezen hun blad nooit. De warmte is overvloedig aanwezig. Ik zag het eerste hagedisje als bode daarvan net voor mijn voeten wegglippen. Vannacht werd ik gezocht door een mug. De zomer is hier zelfs in de winter aanwezig. Wat ben ik toch gelukkig met het Zuiden.<br />
<br />
Al spoedig zag ik de Etna opdoemen, een enorme piramide die het landschap domineert. Vanuit de verte leek het helemaal niet op een vulkaan, maar op een uit de kluiten gewassen berg. Over meer dan 3000 meter reikt de berg en een laag sneeuw bedekte de hellingen als een kostbare steensoort op een piramide. Het gevaarte is te zien over een afstand van 250 kilomter en daarom zag ik uren later dat het weldegelijk om een vulkaar gaat. Zware rookpluimen rookten uit de krater en cirkelden om de top als een alziend oog. Hiermee leek de natuur de Egyptische godsdienst beter te verbeelden dan welke piramide door mensenhanden gemaakt. Het landschap voor de Etna kenmerkt zich door een enorme vlakte waar allerlei producten worden geteeld. De vulkanische bodem is immers vruchtbaar.<br />
<br />
De stad Catania is verschillende malen door zware aardbevingen en vulkaanuitbarstingen getroffen. De Etna laat menigmaal zijn levenslust aan de mens blijken. De stad viel enigszins tegen. De huizen staan er verloederd bij en het moet een zeer criminele stad zijn, sommige noemen het zelfs het ‘Chicago van Sicilië’. Die informatie gaf mij onvoldoende rust om de stad uitvoeriger te bekijken. Ik was blij dat mijn stop slechts anderhalf uur bedroeg. Wanneer ik de Etna van dichtbij wil zien, zal ik de stad moeten aandoen. Naast de onveilige stad, bezit ik nog een twijfel. De vulkaan is bedekt met sneeuw en een bezoek eraan kan op een enorm fiasco uitlopen. Veel busverbindingen rijden niet, evenals het treintje. Daarom denk ik dat ik de Etna pas bij een volgend bezoek kan aandoen. Want teruggaan wil ik zeker!<br />
<br />
De mensen zijn hier uiterst religieus. Ieder station bevat wel een kapel die door veel reizigers even aangedaan wordt. Soms staat midden op het station een Mariabeeld die aanbeden wordt door verschillende brandende kaarsjes. Ik vind dit een eigenaardig verschijnsel. Zelfs het kleinste station blijkt een kapel te bezitten, al is het op wc-formaat.<br />
<br />
Ik vond snel een hotel hier in Siracusa en verkende gisteren de stad. De binnenstad is erg mooi, al is ze wat vervallen. Het strekt zich in zee als een uitstekende tong die tevergeefs iets van de zee wil proeven. Ik kan mij niet voorstellen dat Goethe hier niet is geweest. Kniep was er geweest en vond het een zooitje hier. Als Goethe dit theater gezien had, had hij anders gesproken. Hij leek minder aandacht te hebben voor de smeltkroes aan culturen op dit eiland. Want op weinig plaatsen zie je Griekse, Romeinse, Byzantijnse, Normandische en Arabische cultuur bij elkaar. Hier is het allemaal. Daarom ga ik gauw verder om snel verder te kijken en mij te laven aan zon en cultuur.<br />
<br />
<h6>22.15 uur, Siracusa</h6><br />
De dag heb ik rustig besteed. Niet overhaast en bovenal genietend van de lekkere zon. Ik zag het amfitheater uit de Romeinse tijd die de tijd niet ongeschonden doorstaan heeft. Er was erg weinig van over. Het grote verschil met andere amfitheaters die ik ken, is dat deze uit de rotsen gehakt lijkt te zijn. Het publiek kwam zo aan de bovenzijde binnen en moest niet van beneden naar boven, zoals bij de mij bekende amfitheaters het geval is. Het grootste gedeelte van de bankjes is verdwenen en dat gaf mij een onvolledige indruk. Ik had ongetwijfeld het vrijwel ongeschonden amfitheater van Pompeii in mijn hoofd.<br />
<br />
Ook dat Griekse theater is uit de rotsen gehakt en loopt zodoende naar beneden. Hier is het grootste gedeelte van de bankjes bewaard gebleven. Maar een akoestische list kon ik niet uitvoeren. Een weg leidde teveel af en volgens mij was de akoestiek niet meer wat ze lang geleden geweest is. Toch gaf het theater mij een aangename blik. Lange tijd zat ik er op een bankje te schrijven in dit schriftje en genoot van de zon.<br />
<br />
De grotten nabij het theater waren overweldigend. Vooral de Orecchio di Dionizio, het oor dan Dionysius. Het lijkt op een ooringang, omringd door de schelp van de rots. Het is indrukwekkend. Ik waande mij in een heus kerkgewelf. De diepte van de grot is 60 meter en de hoogte is maarliefst 20 meter. Na een aantal stappen zag ik enkel duister voor mij en durfde ik niet meer verder te gaan. Ik voelde mij als een volk dat in duisternis wandelt. De akoestiek in de grot was wel te testen en mijn vingerknip klonk secondenlang na in het donker en eigenlijk had ik met het ‘Victimae pascali laudes’ willen afsluiten, maar een lichte verlegenheid tegenover de bewakers aan de ingang weerhield mij.<br />
<br />
Ik liep naar de San Giovanni, een kerk die slechts uit enkele muren en pilaren bestaat. De ruimte onder het verdwenen dak leek bijna wel een park en het was moeilijk voor te stellen dat het Victimae ongetwijfeld door deze gewelven geklonken heeft. Maar daar kwam ik niet voor. De kerk bezit een prachtige cripte, van de eerste bisschop van Siracusa, San Marcian, die hier begraven werd. De ruimte in de vorm van een Grieks kruis is uit het steen gehakt en bevat prachtige fresco’s uit de vroeg-christelijke tijd. Compleet met oude pilaren waarop de vier evangelisten staan afgebeeld en Johannes, de heilige van de kerk, alle lof krijgt toegezwaaid. Het zien van de fresco’s vraagt een grote inspanning aangezien ze bijna allemaal geheel door de tijd zijn weggevaagd. Maar ik zag toch duidelijk enkele heiligen in de vorm van een icoon.<br />
<br />
Daarnaast liggen achter de kerk catacomben. Een dergelijke begraafplaats had ik in mijn leven nog nooit bezocht. Ik verbaasde mij over de grote hoeveelheid uitgehakte graven. Eerst werd ik bevaangen door een angst te verdwalen in dit gangenstelsel. Iedere keer leidde een gangetje mij naar een grote cripte met het formaat van een kapel. De koepels waren zeker kunstig uitgehakt en ook hier waren fragmenten van fresco’s. Het mooiste was een fresco waarop ik heldere kleuren zag en mensen kon ontwaren. Ik vroeg mij af of de baardloze figuur Jezus voorstelde, wat zeer goed mogelijk is. Michelangelo durfde dit oud-christelijke gegeven weer te doorbreken, wat hem erg kwalijk is genomen. In één van de criptes durfde ik wel het paasgezang te zingen. Prachtig weerklonken de diepe bastonen die door mijn verkoudheid beter klonken dan ooit door de gewelven over de doden, die ongetwijfeld uit hun stoffige toestand wilden terugkeren tot de levenden.<br />
<br />
Ik heb geruime tijd daar rondgedwaald om rond vijven terug te keren in het hotel, waar ik in een kort slaapje alle indrukken verwerkte. De Anna heb ik in alle rust tijdens mijn activiteiten op diverse bankjes in de zon gelezen. Ik kan niks anders wensen dat het morgen weer zulk mooi weer wordt.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-71839719492871603512001-01-24T12:45:00.000-08:002010-08-14T12:46:14.456-07:00woensdag 24 januari 2001<h6>12.15 uur, tussen Agrigento en Catania</h6><br />
Het mooiste gedeelte van het Middeleeuwse Agrigento vind ik de omgeving rondom de Duomo. Hier staan geen moderne huizen die de Sicilianen zo zonder genade bij hun monumenten kunnen neerzetten. Alsof ze zich schamen voor al dat mooie weten ze de meest lelijke flatgebouwen op de mooiste locaties te plaatsen. Het is één van de ergste verschrikkingen die de reiziger op Sicilië treft. Net als de lelijke pompeuze snelwegen op palen, die als een giftige adder in het landschap bijten.<br />
<br />
Maar over het voorgaande is al genoeg gekankerd en ik wil niet zozeer spreken over de lelijkheid van Sicilië, dat kunnen anderen immers beter, alswel over de schoonheid. De omgeving rond de Duomo is altijd vervuld van een raadselachtige rust. Iets waar verliefde stelletjes ook dankbaar gebruik van maken. Op het paartje pubergeliefden op een brommer gezeten na, was er niemand te bespeuren hier. Ik liep, een gregoriaans gezang fluitend, door het straatje waar aan die kant van de dom een meterslange, schitterende zeventiende eeuwse gevel prijkt. De half afgebrokkelde ingangsportalen geven voor mij juist een brok extra charme. Het zijn de onvolmaaktheden die de schoonheid juist benadrukken. <br />
<br />
De dom was open, maar dat was vanwege de restauratiewerkzaamheden. Twee heren lieten de toorn Gods door de kerk galmen. Ze waren bezig stenen uit de vloer weg te hakken. Helaas kon ik door deze activiteiten en de invallende duisternis weinig moois in de kerk ontdekken. Zodat ik bij een volgend bezoek de kerk - godzijgeprezen - nogmaals aan moet doen. De vorige keer was-i helemaal potdicht. <br />
<br />
De avond bracht ik door op een terras aan de via Atenea, de mainstreat van Agrigento. Rond achten heerste in de straat een grote bedrijvigheid. Vooral om het uiterlijk aan het grote publiek te etaleren. Ik dronk mijn jus ‘d orange aan een bezet terras en weldra stoorde een man de keuvelende stilte. Hij behoort tot het zwervende volk van Agrigento en ongetwijfeld ook tot de gekken. Ik had hem eerder die avond op een ander terras ontmoet. Toen liep hij met een aansteker langs de mensen. Ik dacht dat hij behoefte had aan een sigaret en merkte op dat hij een sigaret achter zijn oor had zitten. Als een potlood bij een marktkoopman hield de natuurlijke wasknijper de sigaret goed vast. Ik kon het ding net ontwaren achter het gebreide hoedje dat de man droeg. Met zijn hand in de zak van de lange beige, wonderbaarlijk genoeg schone, jas, liep hij door naar het volgende tafeltje. Onderwijl mompelde hij was vergezeld met een gemene lach, die meer aan een hoest deed denken. ZIjn gebit was in de loop van de jaren eveneens op straat terechtgekomen, omdat ik slechts twee, voor hem zeer essentiële hoektanden kon ontdekken. Ik zag het schouwspel met een glimlach aan, niet wetende dat de man een bar verder weer een one-man-show zou opvoeren.<br />
<br />
Nu, toen ik dus met die jus-’d-orange zat, liep hij af op het tafeltje voor mij met een plastic tasje in de hand. Hij haalde er een handvol fornuisaanstekers uit en toonde een exemplaar aan het meisje. Hij brabbelde er wat bij, maar het meisje had geen behoefte aan een aansteker van een lineaalformaat. Hij dramde door en zij gaf hem duizend lires en drukte de aansteker terug in zijn hand. Nog steeds wilde hij het ding aan haar slijten, maar ze bleef even halsstarrig als hij. Hij vroeg een sigaret, stak hem ditmaal in zijn zak en droop af. Onderwijl keek hij mij indringend aan. Weer klonk het gemompel en de binnensmondse hikkende lach. Maar plotseling draaide hij zich om. Ik verwachtte ieder moment de klik van één van de aanstekers, omdat hij zich uitermate ‘maffia’-achtig omdraaide. In plaats van dit alles, opende hij het vuur met zijn mond en brabbelde in de richting van een man bij het terras. Druk gebaarde hij met zijn wijsvinger in de richting van zijn slachtoffer. Onderwijl spatte een mitrailleurvuur van klodders speeksel uit zijn mond. Hij maakte aanstalte weg te gaan, maar bedacht zich en hetzelfde tafereel deed zich nogmaals voor. Na dit toneelstuk daverde mijn applaus in een bescheiden glimlach. De man zelf zag ook het komisch element in zijn optreden en een tevreden glimlach vervulde zijn gehele stoppelbaarderige gezicht. Hij keerde zich om en liep weg. Hij nam zijn mompelen en hikkende lach met zich mee.<br />
<br />
Niemand leek erg verbaasd te zijn over het voorgaande en pikte het gesprek weer op. Bij menigeen was het gesprek niet eens onderbroken. Waarschijnlijk betrof het hier een voorstelling die iedere avond herhaald wordt.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-32317171554575360372001-01-23T12:42:00.000-08:002010-08-14T12:43:56.802-07:00dinsdag 23 januari 2001<h6>17.35 uur, Agrigento</h6><br />
Na een nacht vol onstuimige dromen, waarin ik maar niet op de roman Karakter van Bordewijk kon komen, werd ik wakker in een volledig duistere kamer. Ik nam direct aan dat het nog ‘het holst van de nacht’ was en draaide mij om. Toch was ik onrustig genoeg om maar even op mijn horloge te kijken. Het bleek half 9 te zijn en ik vroeg mij af waarom er dan geen licht door het kleine raampje boven kwam. Ik twijfelde eerst even aan de trefzekerheid van mijn horloge, maar de secondewijzer tikte iedere seconde door alsof het niet anders gewend was. <br />
<br />
Mijn verblijf op Sicilië heeft mij al een aantal malen sterk doen twijfelen aan mijn horloge. Dat ding mankeerde altijd wat. Dan liep het tien minuten voor, een kwartier achter of de wijzers verschilden enkele uren van de klok die ik zag. Totdat ik ontdekte dat mijn horloge keurig op tijd liep, alleen de klokken om mij heen gaven allemaal verschillende tijdstippen aan. Van de stationsklok tot het uurwerk op de toren van een kerk, allemaal wezen ze hun eigen tijed aan. Het merkwaardige wil dat de treinen op de verkeerde tijd van de stationsklok vertrokken. Je zou denken dat mijn horlog echt kuren vertoonde, maar het tegendeel is waar, aangezien meerdere klokken tegelijk een andere tijd aangegeven. Het deed mij denken aan de beroemde cantate van Bach ‘Gottes Zeit ist die allerbeste Zeit’, BWV 106. Volgens mij denkt hier elk uurwerk dat hij God is.<br />
<br />
Voor mij was het in elk geval de hoogste tijd. Ik bestudeerde de situatie omtrent het raam aandachtig en mijn vermeende vergezicht bleek een luchtschacht te zijn, compleet met afvoerbuizen en luchtkokers. De kamer voor 30.000 lires per nacht is ronduit de slechtste die ik getroffen heb. Het bed staat in een nis in de muur en past er precies. Alsof het ervoor gemaakt is, hetgeen ik ook vermoed. Het bureau ziet uit op een grauwe muur en boven het bed hangt een kast waaraan ik, in de echte holst van de nacht, met mijn kop stootte toen ik de lakens schikte om me zo beter te weren tegen de kou. Het toilet is ronduit vies en doet denken aan het riool waaraan het verbonden is. De wastafel is zo gestationeerd dat je op het toilet moet plaatsnemen om je van de nachtvuil te reinigen. Dat heeft een cirkelredenering tot gevolg, omdat ik zojuist schreef dat het toilet aan een riool doet denken.<br />
<br />
Ik ontbeet in een van de vele bars. Italianen gaan niet ‘s avonds naar de kroeg, maar ‘s morgens. Er heerst dan een gezellige drukte en iededereen eet zijn verse croissantje met een slok ijzersterke caffé. Ik doe met genoegen aan dit gebruik mee en stap dan hoenerig, maar nog niet fris genoeg, het café uit om het enkele straten verderop nogmaals te proberen.<br />
<br />
Bij het VVV probeerde ik informatie over de Tempelvallei in te winnen. Dit ging uiterst moeizaam, aangezien de bediende slechts enkele woorden Engels sprak: ‘You take a Bus to the Valley’, stamelde ze met lange pauzes tussen de woorden. Welke bus dan? vroeg ik. ‘A Bus with a Number.’ Welk nummer. ‘You take not a coloured bus, but a bus with a number.’ Ik trok maar een conclusie. Dat betekent dat ik elke bus met een nummer kan nemen, welk nummer dat ook is? Ze knikte instemmed. Enig plattegrondje van de vallei bezaten ze ook niet.<br />
<br />
De bus ‘with a number’ hield ver na de tempelvallei halt, omdat ik de knop om de buschauffeur tot stoppen te dwingen niet kon vinden. Wat is Sicilië toch een heerlijk eiland voor klunzen zoals ik. De zon scheen aan een kobaltblauwe hemel en ik ging naar de eerste tempel, de grootste. Dat is de tempel van Zeus, die enorme afmetingen heeft (113 x 56 meter). Ik kon er weinig aan zien, afgezien van de grote hoop stenen. De tempel was nog niet gereed, maar werd door boze christenen verwoest. Anderen beweren dat aardbevingen de rest deden, maar dat geloof ik niet. Aangezien de tempel van Concordia vrijwel heel aan ons is overgeleverd. De grootste tempel van Zeus had die aardschokken dan ook moeten overleven. <br />
<br />
De Griekse tempels van de stad Akragas, vernoemd naar een riviertje dat er loopt, was een Griekse kolonie die een ongekende bloei gekend heeft. De stad waar Pythagoras ook enige tijd verbleef. Menig klassieke auteur, waaronder Cicero en Vergilius, noemt en roemt de stad vanwege zijn schoonheid en mooie ligging. Ik verwonderde mij over de goede harmonie tussen cultuur en natuur. De rust die er heerste doordat er zo weinig toeristen waren en de prachtige bomen, waarvan er enkele al in bloei stonden, cactussen en andere voor mij onbekende planten en bloemen.<br />
<br />
Zo lopend door die Griekse resten overdacht ik de dromen van vannacht. Ik merkte dat ik weer het verleden aan het verwerken ben, dan dat ik opnieuw geboren wordt. Maar misschien is dit Goethes geboortepijn. Op weg naar het museum, dat gesloten was en de lange weg naar de stad, overdacht ik de opbouw van de roman. Ik kreeg allerlei denkbeelden over schoonheid en de beperktheid van dit begrip. Ik schreef enkele notities aan een drukke weg en keerde terug naar het Middeleeuwse gedeelte. Na de klimtocht naar de dom, dacht ik dat het goed was en daarom schreef ik eerst deze woorden op.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-12105630487220513662001-01-22T12:39:00.000-08:002010-08-14T12:42:42.973-07:00maandag 22 januari 2001<h6>21.15 uur, Agrigento</h6><br />
Deze dag was vervuld van één ding: reizen. Ik trok van Trapani naar Agrigento via Palermo. Op zich is dit geen lange afstand. Je zou in Nederland slechts een uurtje of drie daarmee kwijt zijn. Hier vertrok ik om 11.00 uur en kwam rond 17.00 uur aan. Een reis van 6 uur, waarvan de afstand Palermo - Agrigento nog het snelste verliep. De tocht besteedde ik voornamelijk aan het lezen van mijn Anna, een boek waarvan ik erg verrückt ben. Al vind ik soms Tolstoj langdradig en wijdt hij regelmatig uit over andere personages die mij weinig interesseren. Ik kan niet genoeg zeggen over opbouw, verteltrant en schrijver die zijn roman en personages enorm goed beheerst. Ze zijn geniaal. Ik doe met die lezing een goede inspiratie op voor mijn project, RV06, waar ik als ik terugkom aan wil werken.<br />
<br />
In Nederland wordt enorm afgegeven op de spoorwegen. De treinen rijden nooit op tijd en er wordt nooit iets omgeroepen. Toen ik vertrok was de NS al wekenlang in het nieuws. Een staking vormde zelfs het hoofditem voor het journaal. Hier zouden Nederlanders wel anders piepen. Hun gemopper zou direct ontaarden in een oorlog. De treinen rijden hier bij de gratie van de machinest en/of de conducteur. Als hij geen zin heeft, rijdt de trein eenvoudigweg niet. Ook de toestand van het materieel is bitter slecht. Menig deur hapert en soms moet een trein opnieuw gestart worden om door te kunnen rijden. Als ik deze taferelen zo zie, dan ben ik innig tevreden met de Nederlandse Spoorwegen.<br />
<br />
Tegen zonsondergang kwam ik in Agrigento aan. Het is de enige stad op Sicilië die ik eerder heb aangedaan en wel in september 1998. Dat was met mijn toenmalige vriendin M. Het was nu wel een confrontatie met de herinnering toen ik aankwam. Maar aan de andere kant ontdekte ik dat mijn geheugen veel dingen verbannen heeft. Morgen hoop ik de Tempelvallei te bezoeken, wat ik bij mijn vorige bezoek ook deed.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-40300230321233405802001-01-21T13:00:00.000-08:002010-08-13T13:02:01.456-07:00zondag 21 januari 2001<h6>14.15 uur, Trapani</h6><br />
In de Tweede Wereldoorlog is Trapani door een bombardement zwaar getroffen. Ook al bezit de stad, volgens mijn reisboekjes, geen strategische ligging. De stad ligt mooi en het is erg jammer dat ze aan de herbouw weinig aandacht geschonken hebben. De gerestaureerde gebouwen moeten aan een roemrijk verleden doen terugdenken, maar de witte muren, zonder enige vorm van ornamentiek geven dit gevoel niet.<br />
<br />
Vandaag heb ik een echt luierdagje. Ik heb uitgebreid koffie gedronken in diverse bars. De Italianen bezitten een eigenaardige vorm van uitgaan. Het meest lijkt dit op het rondhangen op straat van jongeren bij ons. Gisteravond werd mijn hotel omringd door grote troepen jongeren, al dan niet met brommertje. Ze spraken luidruchtig met elkaar en de drukte op straat rond zevenen deden denken aan een koninginnedagdrukte bij ons. Ik vreesde een nacht waarin mijn slapen verstoord zou worden door de luidruchtige jongeren. Maar toen ik een uurtje later terugliep van de pizzeria naar het hotel, bleek alle drukte te hebben plaatsgemaakt voor een serene stilte. Op straat viel geen hond te bespeuren. Opnieuw verwonderde ik mij over de Italiaanse uitgaansmentaliteit. Zonder enige drank en opstoot vervoegden allen zich blijkbaar bijtijds naar huis om zich op te maken voor de hoogmis van de volgende dag.<br />
<br />
Mijn leven lijkt zich in eenzelfde rust te voltrekken en ik mis het turbulente jachtige leven van de voorbijgaande twee weken. Ik lees zelfs aandachtig het eerste deel van Anna Karenina zonder mij te laten afleiden door de bevallige schone die aan de bar luidruchtig een drankje besteld. Ze neemt de vreemdeling die het walgelijk dikke boek leest met een zwartwit foto van een mooie bourgeoise dame op de kafte, aandachtig in zich op. Een moment slechts zien de beide ogen elkaar. Ze spreken tot elkaar in stille woorden, in een taal die alleen zij kennen en spreken. Maar hij raakt niet getroffen door de woorden die ze in stilte zegt van achter de moderne bril en leest na de enkele woorden die een eeuw lijken te duren, onverstoord verder. Rijdend in de trein waarin Anna een boek leest en getroffen is door de blik van Wroski, een knappe jonge officier die, evenals hij, niet aan trouwen denkt. Achteraf heb ik spijt van deze nonchalante houding, maar als het hoofdstuk uit is, is de dame, met Anna verdwenen uit mijn gedachten.<br />
<br />
In mijn hartstochtelijke beschrijving van de auto’s apporterende hond ben ik volgslagen vergeten Gio, Erica en hun dochtertje te beschrijven. Het kind bezit een buitengewone vrolijkheid en nam mij aandachtig in zich op, zo hangend in de babydrager van zijn moeder. Het lijkt mij een onpraktische aangelegenheid om met zo’n kind te zeulen. De ouders zijn jongeren van mijn leeftijd, waarschijnlijk jonger, waarvan de vader zeer goed blokfluit speelt. Ik werd vanochtend gewekt door het vorlijke gefluit en de kirrende bovenstem die de bambino er doorheen zong. Moeder draagt een lange hippiejurk en vader houdt zijn donkere en lange haren bijeen met een staartje. <br />
<br />
Het gezinnetje had ik in Palermo al met enige verwondering gadegeslagen, maar hier in Trapani kwam het tot een eerste ontmoeting. In de bus naar het vermeende hostel, vertelde hij iets over zichzelf. Hij gaf mij een biologisch geteelde, maar verder totaal onbekende vrucht. Ik vroeg wat hij deed, of hij misschien student was. Hij antwoordde dat hij niets was, hoogstens een ‘traveller’ die een jaar lang door Europa wilde gaan toeren. Hij en zij waren afkomstig van een communistische leefgemeenschap in Israël. Op deze tocht bezochten ze allerlei WOOF-boerderijen. Ze werkten daar en deden er hun ervaringen op. Onderwijl bezochten ze allerlei steden.<br />
<br />
Geschikte plaatsen om te eten vonden ze hier niet. Want nergens werd vegetarisch eten geserveerd. Ze waren overtuigd veganist, dus ze namen ook geen melkproducten als boter, kaas of anderssoortig dierlijke producten tot zich. Ze voedden zich met alle soorten plantaardig materiaal. Iets wat ik overduidelijk in het hotel merkte. In de wastafel lag een stukje slablad en de gang rook naar een penetrante geur van knoflook. Ongetwijfeld van de salade die ze zojuist gefabriceerd hadden. Ze zaten ook op de grond aan een zelfgemaakt kleedje dat als tafeltje diende.<br />
<br />
Ik besefte dat ik voor zulke sterk ideologisch gevormde mensen erg moest uitkijken. Mijn woorden worden op een weegschaal gelegd en van iedere vorm van incorrect taalgebruik ontdaan. Ik heb grote bewondering voor zulke mensen die hun mening zo innig met hun leefwijze vervlechten. Aan de andere kant word ik met een afkeer vervuld. Immers, kan je zo ideologisch leven als het leven door de tegenovergestelde ideologie zo overheerst wordt. Je kan natuurlijk niet twee heren dienen. Ik merkte het in de poging om bij een taxichauffeur de tocht voor de helft van zijn vraagprijs af te dingen. De taxichauffeur week er gelukkig niet voor. Ik kan niet tegen zulke daden. Er is al genoeg uitbuiting waar ik onbewust aan meedoe. Daar wil ik ook niet nog eens bewust aan deelnemen.<br />
<br />
Ik neem afscheid, maar niet zonder te zeggen dat ik van mijn vrienden houd en ze mis. Soms meen ik te kunnen leven zonder vrienden, maar nu ontdek ik van wat voor een groot belang vrienden zijn. Ik weet dat ik door ze gedragen wordt zoals Erica haar dochtertje draagt. Met een glimlach en met moederlijke liefde. Ik kan de gedachten van mijn vrienden niet lezen van deze afstand, hoogstens voelen. Ik kan in alle eerlijkheid niets anders zeggen dat dat ik wel als een Erica met mijn vrienden in gedachten rondloop en alles in mij opneem, alsof zij met mij meekijken. <br />
<br />
<h6>21.15 uur, Trapani</h6><br />
Uiteindelijk vertrok een bus naar Erice. Op zondag rijden slechts 4 bussen (heen en terug) naar het stadje. Op deze manier lijkt het plaatsje op een eiland op 750 meter hoogte, die omringd wordt door land. Ik stapte in en onmoette dezelfde bijrijder als gisteren. Zijn grote bril maakte hem wat sullig en de pukkel op zijn kin deed de rest. Hij stelde zich erg aan als hij een meisje zag lopen. Alsof een hond een andere hond ziet, boordevol argwaan en nieuwsgierigheid, ongetwijfeld vermengd met een dosis geilheid. Als die aandacht verdween als sneeuw voor de zon wanneer de dame een heer tegemoet liep en een kort moment in een innige verstrengeling met diezelfde heer verwikkeld was. Ik zag de ogen van de bijrijder afkijken van het amoreuze tafereel en denken ‘O die heeft al een vriend.’<br />
<br />
Ik was de enige passagier in de bus. De bijrijder en de chauffeur waren in een drukke discussie verwikkeld. Soms schreeuwden ze over elkaar heen. De bus stopte ergens midden op de weg en beide heren stapten uit. Even later bleek de vrede gesloten te zijn toen ze zwijgzaam weer instapten. Een paar straten verder deed zich hetzelfde voor, maar nu overhandigde een voor mij onbekende derde een sleutelbos. De chauffeur snelde achter zijn stuur en binnen luttele seconden schalde een radio door de bus. De drukte van de presentatoren en het stadiongeluid op de achtergrond gaven aan dat het om een voetbalwedstrijd ging. Tijdens de reclameboodschappen spraken de bijrijder en de chauffeur met elkaar. Tussen hen hing het bordje dat passagiers verbiedt om met de bestuurder tijdens het rijden te spreken. De chauffeur blafte een kort moment tegen de bijrijder. Met een schok stopte deze midden in een volzin. De voetbalwedstrijd was weer aan de gang, dus kop houden. We reden een paar kilometers om, om een dorp aan te doen. Een andere man, met op zijn grote neus van hetzelfde formaat, stapte in. Hij gaf de chauffeur en de bijrijder een hand bij wijze van groet. Ik dacht dat hij mij zou overslaan, maar nee hoor, hij liep door en gaf mij eveneens een hand, vergezeld met een vriendelijk knikje.<br />
<br />
We klommen de berg op, wat met veel discussie gepaard ging en ik verbaasde mij over het prachtige panorama dat iedere haarspeld hoger weer mooier werd. De zee leek wel een badkuip waarin het water zachtjes golfde. Erice zelf was onzichtbaar gehuld in een dik wolkendek. Maar ik zag vanaf deze hoogte uiterst goed de Egueli-eilanden en meende zelfs de kust van Afrika te zien, wat natuurlijk onmogelijk is vanaf hier. Maar het idee maakte het panorama nog mooier dan het al was.<br />
<br />
Erice was in mist gehuld. Ik zag elleen maar mist om me heen toen ik uitstapte. Bij de bushalte stonden zowaar Gio, Erica en hun bambino op mij te wachten. Ze vertelden van de schoonheid van dit stadje en vooral dat het er koud was. Ze gaven me een plattegrondje van de stad en stapten in de bus. Ik liep in de richting waarvan ik dacht dat daar het kasteel zou zijn. De mist liet af en toe bij een windvlaag een flard van de honderden meters beneden mij zien. Wat moest dit bij helder weer mooi zijn.<br />
<br />
Maar bij het kasteel werd ik bevangen door de mist die ongewoon dicht was en mij slechts enkele meters zicht gaf. Het kasteel werd hierdoor nog geheimzinniger en ik voelde de geest van Keats en Byron. Op een bankje baarde ik een gedicht, dat als een harde drol uit mijn darmen kwam. Zonder af te vegen legde ik het weg toen het gereed was. Hierbij hielp vooral de heldere zon die de stad scheen en de mist in goud veranderde. Dit was zeer indrukwekkend, nog nooit had ik het schouwspel van de zon zo gezien en beleefd. Andere keren zag ik kort de zee en zag hoe mooi Erice wel niet ligt. Wat een wonder dat deze strategisch liggende stad een bombardement bespaard bleef. Ook zag ik de zon schijnen door de wolken alsof het de maan haar ronde schijf was. Vol licht en achter mij de mist en geroezemoes van mensenstemmen, die geesten bleken te zijn.<br />
<br />
Ik slenterde door de verlaten straatjes. De huizen leken eenzelfde verlatenheid als Pompeii uit te stralen. De smalle straatjes van ingelegd steen en de kleine huizen, met slechts een deur en hoogstens een enkel raam, bevestigden dit vermoeden. Alsof het hele dorp was leeggelopen door een aardbeving of vulkaanuitbarsting. De kronkelsteegjes en de mist zorgden ervoor dat ik verdwaalde. Ik moest de laatste bus wel halen, maar ik raakte totaal niet in paniek door deze dwaalactie. Sterker nog, het bracht een soort serene rust over mij. Alsof ik het onder het dikke wolkendek lag om even later in een eeuwenlange slaap te geraken. Om over vele jaren weer wakker te worden gekust door een prinsesje. Want dat leek het alsof de tijd van rond 1500 nooit verder was gekropen. Deze serieuze stilte maakt op mij bijna nog een diepere indruk van Pompeii. Omdat hier alles heel was overgeleverd en niet in puzzelstukjes zoals in Pompeii. <br />
<br />
Al de tijd verbleef ik zo in Erice, al wandelend door de smalle straatjes die menigwerf meer aan steegjes deden denken. Ik voelde mij een Goethe op toeristentocht door Sicilië. Want hoe druk zouden deze straatjes wel niet zijn op een warme, drukkende zomerdag? De straten zouden uit films bestaan Japanners en Amerikanen. De kerken zouden dan wel open zijn, maar hoe leer je een stad beter kennen dan in uitgestorven straten? Ik hoorde mijn voet echoën van de stenen muren van de huizen. Goethe had gelijk, de mensen op Sicilië wonen echt in krappe huizen die aan Pompeii doen denken. Al die jaren is er weinig verandering opgetreden. Ik deed deze constatering in een stad waar Goethe aan voorbijging. Hij had geen belangstelling voor de Middeleeuwen. Ik moet naar de Middeleeuwen om Goethe te begrijpen, aangezien de Sicilianen tegenwoordig ook in grote huizen wonen met veel ramen.<br />
<br />
De terugreis leverde eenzelfde tafereel op als de heenreis. Dezelfde chauffeur en dezelfde bijrijder begeleidden mij op de weg terug. Nu zag ik allen lichten die aangaven dat de bebouwing tot ver buiten de stad reikte, maar verderop bleek het land evenzeer in duister gehuld als de Middellandse Zee. Wat ben ik toch op een mooie plaats beland, dacht ik bij mijzelf en complimenteerde mij met m’n goede smaak en schitterende ideeën. Daarbij betrok ik het lot van de mist niet in de minste plaats.<br />
<br />
In de stationsresaturatie zag ik hetzelfde meisje weer, ze groette en keek me nu op een indringende wijze aan. Ik groette in een beleefde blos terug, maar ging niet verder. Na het drinken van de cappuccinno en het lezen van een hoofdstuk Tolstoj vertrok ik weer. Te verlegen om verder te gaan. Maar misschien was het de romanticus in mij, die meer geniet van de fantasie en het idee hoe het zou zijn met, dan aan het daadwerkelijke feit. Gelukkig in het idee, maar niet in de werkelijke liefde. Dan is de lol er snel vanaf leert mijn ervaring. Ook dat kan natuurlijk aangenaam drama opleveren, hoewel dat bij mij meer op een tragedie lijkt, waarbij de held het onderspit moet delven. Dat overdacht ik toen ik mijn spagetti in een goed restaurantje tegenover het station at. Voor 10.000 lire at ik een koningsmaal. Ach geluk is zo relatief. En wie weet, zwaait het meisje van de stationsrestauratie me uit voor vertrek.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-38128205332751361272001-01-20T11:44:00.000-08:002010-08-12T11:46:01.202-07:00zaterdag 20 januari 2001<h6>21.15 uur, Trapani</h6><br />
Vanuit Albergo Messina groet ik. Ik ben moe van het sjouwen. Gisteravond ontdekte ik bij het lezen van Goethe en verschillende reisboeken dat ikk de plaats Monreal met haar dom absoluut niet missen moest. ‘An absolute must’, meldde mijn Lonely Planet. Ik besefte mij dat daar alleen vandaag een mogelijkheid voor bestond, aangezien ik vandaag moest vertrekken uit de Albergo Vittoria in Palermo.<br />
<br />
Vanochtend rekende ik af en vertrok naar het station. Ik vroeg de VVV hoe Monreal te bereiken is. Nu, dat bleek eenvoudig te zijn. Ik liet mijn bagage bij de bagagedienst achter en vertrok. Ik moest overstappen op de Piazza Independenza naar een andere bus. Wonder boven wonder hoefde ik nauwelijks te wachten op het ding. Maar het apparaat was nauwelijks op weg of allerlei piepers gingen af om aan te geven dat er iets mis was. Een aantal malen opstarten waarbij de lichtkrant vooraan in de bus allerlei rare formules liet zien en de bus vervuld werd van een vreemd melodietje door de luidsprekers, mocht niet baten. Het leek wel om een computer te gaan in plaats van een bus. Maar de bussen reden af en aan en we stapten snel in een volgende.<br />
<br />
Het uitzicht was, alweer, adembenemend. Hier in de gouden schep, dit zijn de bergen die Palermo als een schelp omhelzen, zijn de panorama’s ronduit schitterend. Het blijft verrassend hoe mooi de bergen aan de Middellandse Zee wel niet pronken en hoe mooi de Sicilianen hun steden wel niet hebben liggen. Jammer dat ze zoveel verknallen met hun gebouwen.<br />
<br />
Monreale bevat een grote Duomo boordevol met 12e en 13e eeuwse mozaïken. Persoonlijk vind ik de mozaïken van Ravenna mooier, fijngevoeliger. Zeker deze mozaïken maken grote indruk, vooral ook omdat iedere centimeter muur bedekt is, maar ze barsten een beetje uit hun voegen. Ik vind ze iets te pompeuss, te showerig. Jezus, die de complete absis vult en de bijbelverhalen die, volgens de gids, de hele bijbel uitbeelden. Dit is grote onzin. Job, Jona en de verhalen van Mozes en de uittocht uit Egypte ontbraken bijvoorbeeld. Vooral Genesis en de Evangeliën kwamen aan bod.<br />
<br />
Mij spraken niet de details aan, maar veel meer de thematiek van de afbeeldingen. Veel verhalen met water kwamen aan de orde. Zeer uitgebreid werd de zondvloed weergegeven. En de dronkenschap van Noach, waar ook Michelangelo in de Sixtijnse kapel aandacht aan besteedt. Blijkbaar een mooi thema om uit te beelden, net zoiets als lot en zijn dohcters, die hier overigens ontbrak.<br />
<br />
De afbeeldingen op zich spraken me meer aan dan de details van de afbeeldingen. Ik vond dat ze redelijk grof en primitief te werk waren gegaan. De schapen van Ravenna bezitten veel meer expressie dan de schapen van Monreale. Ook de gezichtsuitdrukkingen spraken me minder aan. Verder viel mij op dat de goudkleurigheid met de weinige verlichting door de ramen de mozaïken in duisternis verhulde. In Ravenna leken de kerken meer te kunnen teren op hun natuurlijke verlichting, maar de herinnering kan ook veel verdichten. Het kleurgebruik in Ravenna vond ik ook mooier.<br />
<br />
De kerk ziet er van buiten prachtig uit. Pompeus en grof gebouwd. Het deed mij sterk aan de Normandische stijl denken. Veel Engelse kerken kunnen zo’n opbouw hebben. Net alsof de buitenkant er alleen is om de monumentaliteit uit te drukken. Verdere decoratie ontbrak, behalve de twee oude deuren dan die erg mooi bewerkt zijn in de 12e eeuw.<br />
<br />
Ik moet toegeven dat ik het alles met een tekort aan rust en geduld bekeek. Vooral ook omdat ik toch graag zo snel mogelijk naar Trapani wilde. De tocht naar Trapani zou immers 2,5 uur duren, voor een afstand van rond de 100 kilomter. Een lange tijd, maar de tocht vond ik mooi. Prachtige bergen afgewisseld door mooie stranden. Zoals de Middellandse Zee met haar zilverachtige gloed, de wolken weerkaatste was een kus voor het oog. Maar ook zoals de bergen aftekenen tegen de zee, of de binnenlanden die met geen enkel ander land zijn te vergelijken. Wellicht komt dit door de andere vegetatie die soms de bergen een woestijnachtig karakter geeft.<br />
<br />
Deze schoonheid zag ik met een bijzonder meisje tegenover me. Met haar gezicht in een scheve houding deed ze me aan een beeld van Bernini denken. Als ik beeldhouwer was, had ik haar als model voor een beeld gevraagd. Haar wangen leken gepolijst en haar dromerige blik deed aan een madonna denken. Het leek net of ze de genade Gods in haar ogen kon bezitten. Het mondje was net zo fraai gesloten als bij een sculptuur. Wat jammer dat ik haar niet kon beeldhouwen. Dat zou teveel van mijn motorische vermogens eisen. Schrijven gaat mij al zo moeilijk af, laat staan een beeld kneden uit steen. Ik zou van de mens een varken maken en omgekeerd.<br />
<br />
De trein reed in snelle vaart langs Segesta en ik zag nog net een tempaan van de Dorische tempel achter een berg opduiken. Hier moet een prachtige Griekse nederzetting liggen, compleet met theater. Jammer dat de trein daar slechts eenmaal per dag stopt. Mijn trein in elk geval niet. <br />
<br />
In Trapani kwam ik twee, of beter gezegd drie, andere reizigers tegen. Ik had ze al twee keer ieder gezien, maar nog niet gesproken. Hij, Gio uit Israël en Erica uit de VS. Zij droeg half onder haar jas een bambino (=baby). Iets wat ik de eerdere keren met verbijstering had gadegeslagen. Hoe kun je nu op reis gaan met zo’n klein kind? Maar ze waren al twee weken onderweg vanuit Israël en wilden als het weer beter wordt, naar boven trekken. <br />
<br />
Zij wilden eerste met mij naar het 750 meter hoger gelegen Erice, een Middeleeuws stadje. Daar ergens in de buurt zou het jeugdhostel zijn. We werden bijna voor 50.00 lires meegenomen door een taxi-chauffeur, maar gelukkig vonden we een bus. Korte tijd later vertrok het ding en we vroegen naar de halte van het jeugdhotel. De vriendelijke man gaf ons een kaartje met een enigszins onduidelijke schets en hij vertelde hoe we moesten lopen. We wisten niet dat de verhoudingen buiten de werkelijkheid waren weergegeven. Zodat de afstand circa vijf minuten lopen leek.<br />
<br />
De halte was sneller dan we verwachtten. We hadden nog het gevoel in Trapani te zijn. Maar nee, hier was het echt. De bus moest nog lang wachten voordat we alle bagage bijeen hadden geschraapt en we gingen dapper en goedgemutst onderweg. De tocht voer loodrecht omhoog en door de extra belasting van een rugzak en bambino deinde de tocht uit tot een half uur, voordat we het vermeende gebouw vonden. Prachtig tussen de bomen gelegen en met een wonderschoon uitzicht over de Middellandse Zee waar de zon achter de eilanden van Egadi onderging. Een stel honden en katten begroetten ons vriendelijke en met enthousiasme en bravour. Maar het huis was leeg. Ik stelde voor tot vijf uur te wachten maar niets gebeurde.<br />
<br />
Alleen bezat een van de twee honden de eigenaardige gewoonte achter rijdende auto’s aan te rennen. Wanneer hij een auto hoorde aankomen, dook hij op zijn voorpootjes in een starthouding om met een noodgang blaffend de auto achterna te rennen. De andere hond die mijn voorkeur genoot, was erg lief en aanhankelijk en kon heel enthousiast reageren. De katten waren meer met de containers bezig dan met ons. Er bleef niet veel anders over dan naar beneden te gaan. Hoe mooi het uitzicht ook was, de jeugdherberg ging er niet open van. We strompelden weer naar beneden. De zwarte hond die lieve en aanhankelijke, liep een eindje op maar dwaalde al snuffelend van ons af. De blonde hond, die met die tic, liep dan voor ons, dan achter ons. Hij rende soms nog een auto achterna om zich weldra weer bij ons te voegen. Het viel mij vooral op hoe goed hij zich bewust was van het gevaar van het verkeer. Hij zou nooit in een onoplettendheid de straat overrennen maar zigzagde door het verkeer op weg naar de overkant. Gelaten en ontspannen.<br />
<br />
Tot we bij een kruispunt kwamen. Gio probeerde een pension te regelen en Erica liep een weg in, op aanwijzing van een bordje waarop ‘Austo’ stond met een bed ernaast getekend. De hond liep met Erica en het kind mee, hij koesterde blijkbaar een beschermneiging voor kleine kinderen. In zijn beschermplicht hoorde ongetwijfeld het meerennen met auto’s. Dit is een stuk hondenpsychologie van mijn kant.<br />
<br />
Toen de groep compleet was en we weer verder liepen op zoek naar een bushalte hoorden we het getik van vier poten op het wegdek niet meer. Ik draaide mij om en zag de hond nog naar ons staren. Hij leek echt afstand van ons te nemen. We kwamen te ver van zijn huis. Toen ik mij verderop nogmaals omdraaide was de plek leeg, alsof er nooit een hond gestaan had. Maar mijn ogen zagen er nog altijd een hond droefgeestig staan. Wat kunnen straathonden toch voor een indruk op je maken. Hoe vies ze ook zijn. Ze blijken uiterst sympathieke wezens te zijn. Die je geen haar krenken, maar die je ook niet moet aanraken.<br />
<br />
We vonden na lang lopen een pension. Nu zit ik daar te schrijven op mijn kamer. Het is een royale ruimte, die wel twee keer zo groot is als het Parlemaanse broertje. Gio, Erica en Bambina liggen aan de overkant van het gangetje. Ik kruip snel mijn bed in, want ik ben moe.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-51356997503803482172001-01-19T12:01:00.000-08:002010-08-11T12:02:50.943-07:00vrijdag 19 januari 2001<h6>11.10 uur, Palermo</h6><br />
Ik ben dan nu in Palermo. Een drukke stad die niet helemaal zonder gevaren is. Niet alleen de maffia heeft deze stad in bezit, ook de kleine criminaliteit tiert welig in deze hoofdstad van het eiland. Het veroorzaakt bij mij een licht ongemakkelijk gevoel. In combinatie met mijn zware verkoudheid, voel ik mij als een zombie door de stad dwalen. Die verkoudheid heb ik ongetwijfeld in de koude nachten in het hotel van Napels opgelopen, maar daarover straks meer.<br />
<br />
Op het station Napels wachtte ik op de trein naar Palermo. Vlak naast mij op het bankje kwamen twee vrouwen met een klein meisje zitten. Het kind zat even later naast mijn tas en graaide er nieuwsgierig in. Van ieder voorwerp dat ze eruit opdiepte, noemde ze de naam. Ook wilde ze het boek bekijken waarin ik aan het bladeren was. De plaatjes nam ze aandachtig in zich op en ik liet de bladzijden door haar knuistjes ritselen. Vol aandacht aairde ze met haar handpalm over de plaatjes en sprak ze lange verhalen uit over hetgeen ze zag afgebeeld.<br />
<br />
De trein vertrok van een ander perron en de moeders en het kind verdwenen met mij van het bankje. Ik zocht een plaatsje in de trein en ging zitten bij een man met krulletjeshaar en een haviksneus. Hij liep zenuwachtig heen en weer en wipte op het gangpad voor zijn sigaretje. Ik nam mijn papieren voor mij en schreef voor jullie het verslag van mijn verblijf in Napels. De man streek zijn broek glad en ging slapen. Af en toe schoot hij wakker en tuurde naar buiten. De rust die in het coupeetje heerste, gaf mij de nodige slaap en ik ging ook over de breedte van de bank liggen. Ik werd wakker toen de trein de boot opgereden werd.<br />
<br />
Dit is een langdurig karwei. De hele trein past in zijn volle lengte niet op de boot, dus de rijtuigen worden in rijen van drie naast elkaar geplaatst. Voordat dit karwei geklaard was, waren we drie kwartier verder. De man die de hele avond vergeefs al naar een stopcontact voor zijn mobiele telefoon had gezocht, vroeg of ik op de bagage wilde passen. Hij vertrok naar boven om op het dek iets te drinken. Korte tijd later wisselden we en ik liep op het dek wat rond. Ik zag de lichten aan de overzijde van de stad Messina. De afstand tussen het vasteland en het eiland bedraagt slechts enkele kilometers. Maar geld, energier en parlementaire druk ontbreken voor de bouw van een brug. De Sicilianen lijken er onvoldoende voor te voelen. Ze hebben immers alle voorzieningen om een normaal leven te kunnen leiden. <br />
<br />
De man was teruggekeerd van zijn tweede missie op het bovendek, op zoek naar een stopcontact. Voor het eerst sinds de zes uren die we in de coupe deelden, spraken we met elkaar. Zijn Engels was uiterst gebrekkig, maar hij wist mij duidelijk te maken dat hij in Agrigento een assistentie-kantoortje voor computersysteembeheer bezat. Ik vertelde dat ik in Agrigento geweest was, drie jaar terug en het een mooie stad vond, die ik nu ongetwijfeld nog even zou aandoen. ‘Verbleef je op de camping Internationale in San Leon’, vroeg hij. ‘Ja.’ ‘Een vriend van mijn zoon is daar manager.’ Zonder enige vorm van twijfel gaf hij mij zijn visitekaartje met zijn adres. Dat moest ik bellen als ik weer op de camping wilde overnachten. Hij schreef het telefoonnummer en de naam van de manager op.<br />
<br />
Zijn zoons hielpen in zijn bedrijf. In Napels had hij een cursus Microsoft gevolgd en maandag zou de laatste sessie zijn. Hij kon de slaap moeilijk vatten, vertelde hij. Ik was moe en toen bleek dat we in het juiste rijtuig zaten, in de richting van Palermo, gaf ik aan verder te willen slapen. Dat hij niet kon slapen was gelogen, aangezien de conductrice hem met veel lawaai en getik een uurtje later probeerde wakker te krijgen. <br />
<br />
Om zes uur stapte hij een halte voor Palermo uit, voor zijn trein naar Agrigento. Hij gaf mij een hand en zei dat hij hoopte op een weerzien. Ik, nog slaapdronken, knikte wat en sliep verder. ‘Palermo, Palermo’, riepen twee jongens terwijl ze op mijn raam tikten. Het ging met een bedrevenheid gepaard alsof ze een brand geconstateerd hadden. Ik bedankte de heren voor hun attentie en verliet de coupé snel.<br />
<br />
Als een wereldvreemde zat ik op een bankje van het station. Wat moest ik in godsnaam hier doen? Zeven uur in de morgen in Palermo. Een onbekende en gevaarlijke stad. Ik leefde nog in de wereld van de dromen en kon maar niet wakker worden. Wat was ik moe en wat zou ik moeten doen? In de stationsrestauratie sloeg ik een paar café’s achterover en mijn loodzware rugzak bracht ik naar de bagagebeheer. Ik wachtte tot het informatiekantoortje openging en vroeg naar een natuurgebied. Ik wilde even de stad niet meer zien. Het grote nationale park, op 20 kilometer afstand van de stad, bleek alleen maar te doorkruisen met een auto. Ze verwezen mij naar een pelgrimsoord, parco del Madonnia. Ik liep naar het plein waar de bus vertrekken zou. Wat is Palermo een aparte stad. Rustiger dan Napels, maar erg vervallen. Vieze huizen en smerige steegjes laten de reiziger de grote armoede die hier heerst, zien.<br />
<br />
Het parco del Maddonnia bleek helemaal geen natuurgebied te zijn. De prachtige heuvel bezaaid met bomen en stenen; bezit een grot waarvan het water een heilzame werking bezit. Het plein waar de bus stoptte was omgeven door verkooptentjes waar allerlei prullaria verkocht werden. Van kitscherige beeldjes tot aan schilderijen waar Jezus zijn ogen sluit als je erlangs loopt. De kerk voor de grot was verschrikkelijk. Vlakbij de ingang gaven autobanden, balletschoentjes, vissersnetten en matrozenhoeden de gebeden van de gelovigen weer. In de grot werd een mis opgedragen. Het plafond werd bedekt door meters lood dat het heilige water moest opvangen. In het souvenierwinkeltje stonden allerlei potjes in diverse maten waar de gelovige zijn heildrank kon aanschaffen. De prijs voor een dergelijk ‘parfumflesje’ liep van 2.000 lire tot 10.000. Eeen mooie inkomstenbron zo’n grot, dacht ik als ongelovige.<br />
<br />
Boven de grot stak nog een metershoge rots uit en ik ging op verkenning uit. Goethe had zoveel natuur gezien en beschreven, terwijl ik mij tot nu toe alleen gelaafd had aan de culturele moederborst. Zeker, culturele melk voedt de geest, maar vermoeid de benen. Ik klom omhoog en zag de stad liggen aan de Middellandse Zee. Een mooi uitzicht. De auto’s kropen over de weg. Een boot dobberde op zee als een luciferhoutje in een teil water. Afstand maakt dat snelheid niet meer gerelateerd is aan tijd. Ik overzag het tafereel als Bileam en zegende de de stad in plaats van te vervloeken. Wat is angst, als schoonheid het verdringt. Ik zou het liefde willen noemen.<br />
<br />
Deze reis druist zo sterk in tegen mijn onzekerheid. Iedere keer als ik een nieuwe stad binnenloop, wil ik naar huis. Maar met wat voor een smart verlaat ik de steden weer. Als een vertrekkende liefde, zucht ik dan weer naar mijn terugkomst. Om terug te springen in haar armen. Blijkbaar wint de nieuwsgierigheid het telkens van de onzekerheid. Ook Palerma laat langzaam zijn schoonheid zien.<br />
<br />
Ik liep verder naar de top. Daar staan evenveel zendmasten als bomen en ik probeerde door al dat hout en metaal de Middellandse zee te zien. Helaas dat deze natuurrit mij meer menselijk afval dan natuurlijke schoonheid liet zien. Ik vertrok korte tijd later weer om in de stad te zoeken naar een hotel.<br />
<br />
Dat viel tegen, veel hotels waren ‘completo’ en toen ik bij de laatste kanshebber kwam, bleek hij nog een kamertje voor 40.000 lire te hebben. Ik zag het kleine bedompte kamertje en voelde de lokroep van het bed. Het was verder netjes, maar niet comfortabel. Ik nam het en zei mijn bagage van het station te zullen halen.<br />
<br />
Om vijf uur kwam ik terug en koos het bed als rustplaats. Even voor een uurtje. Ik hoorde de herrie van de stad. De vele politiesineres en ambulancesirenes kwamen in snelle vaart langs mijn kamertje. Maar ik was zo moe dat ik tot negen uur de volgende morgen sliep. Toen moest ik mij dwingen het bed te verlaten. Mijn verkoudheid had mij, denk ik, lichtelijk ziek gemaakt. Het uren dwalen door steden had mijn immuniteit aangetast. Wat kan een mens als de geest wel wil, maar het vlees van moeiheid omvalt? Niets anders dan rusten.<br />
<br />
De moeheid is iets afgenomen, maar ik denk dat ik vanavond bijtijds de sponde opzoek. Ik heb de rust hard nodig en hoop morgen fit te zijn om verder te reizen. Want Palermo is mooi, maar te lelijk om er lang te blijven. In Napels ben ik een verhaal over een suppoost begonnen. Een moeilijk karwei, maar erg leuk om te doen. Ik hoop er vandaag aan verder te werken. Van dichten komt weinig. Soms ben ik bang dat ik ‘de geest’ ben verloren. Ook omdat sommigen menen dat ik ‘gestopt’ zou zijn. Ik hoop, met hen, dat dit geenszins het geval is. <br />
<br />
<h6>21.30 uur, Palermo</h6><br />
Na het lezen van de brieven uit Goethes Italiaanse reis voel ik me verplicht weer wat vriendelijke woorden op te schrijven. Wel kreeg ik enige spijt, dat ik in de grot van Rosalia, de beschermheilige niet beter gekeken heb. In de jaren sinds Goethe is daar veel veranderd. Hij spreekt niet over kitsch, maar over een prachtig beeld onder een zijaltaar. Bij hem zijn de loden trechters groen geschilderd, zodat de grot de indruk geeft door planten begroeid te zijn. Goehte noemt de Monte Pelgrino de mooiste rots die hij ooit heeft gezien, wat jammer dat die rots nu overwoekerd is met zendmasten. De oude weg naar het heilige gebied ligt er nog, maar is afgezet wegens het vallend gesteente. Mooie muurtjes zijn aan weerskanten van die weg gebouwd.<br />
<br />
De tocht van vandaag was erg mooi. Ik ontdekte de vele parken die Palermo kent en de vredigheid die zij uitstralen. Je kunt aan niet veel anders denken dan aan de overplant als je op een bankje bezeten, de vreemdste soorten bomen, struiken en cactussen ziet. Vooral de enorme bomen, van meters omtrek waarbij de takken zich in de grond - loodrecht - naar beneden nestelen. Allerlei lianen hingen rondom en de wortels groeiden meter ver van de boom af. Ze zijn soms zo hoog als een stoel.<br />
<br />
De gebouwen bezitten een grote mengelmoes van culturen. In de Duomo zag ik diverse bouwstijlen en tijden verwerkt. Mooi waren de bogen die kerk en toren meters van elkaar houden. Eronderdoor loopt een weg. Het deed mij denken aan de dom van St. Michelle. Andere gebouwen stralen dit ook uit. Ik kwam oosterse koepeltjes tegen, met gotische spitsboogjes die bij sommige moskeën ook gebruikelijk zijn. Dit alles straalt de situatie van Sicilie uit. Iedereen heeft hier geheerst van Moor tot Noor. Van Griek tot Romein. De Byzantijnse bouwstijl heeft hier ook erg overheerst. Dat zag ik in diverse gebouwen terug.<br />
<br />
De parken zijn uiterst rustig. Vrijwel niemand zit er. Dat verbaasde mij want ik zag wel honderden scholieren zwerven over de strat. Ik moest mij een weg banen door al die jeugdigen en bedelaars. Ze staan overal en maken hun ellende aan iedereen openbaar. Ik zie dat met misnoegen aan. Vooral ook omdat ik een vrouw die ‘s morgens nog mismoedig zat te bedelen, diezelfde avond met een hand vol duizendjes een ijsje zag afrekenen. De ene is nog kreupeler, blinder of gezonder dan de ander. Ik raakte pas echt ontroerd toen ik een kerel met een baseballpetje op zag deinen op de muziek die uit zijn walkman kwam. Hij bedelde tenminste niet.<br />
<br />
Wat er wel in de parken samenkomt, zijn de verliefde stelletjes. Italianen en Sicilianen bezitten een waanzinnig gevoel voor romantiek. Dat zie je op de vele trouwfoto’s die de fotozaken etaleren. Van de zon in de zee zien zakken, tot een heuse amoerette te paard. Ze zijn mooi, bijna kitscherig gekleed, en lijken kosten nog moeite voor de mooiste dag van hun leven te besparen. Ik liep wat dromend rond in het park en schrok mij wild. Want toen pas ontdekte ik dat beneden mij, op een bijna onzichtbaar plekje een verliefd stelletje in het hoekje van de muur aan het kussen was. De zachte bewegingen en kreungeluiden deden ook andere dingen vermoeden. Ik liep snel door en zag, achter een struikje een ander stel. Zij waren al in het tweede of derde bedrijf van het liefdesspel. Half naakt lagen ze op elkaar en trainden hun spieren.<br />
<br />
Helaas was de beroemde Pretoriafontein in restauratie. De beelden waren oorspronkelijk voor een fontein in Florence bestemd, maar ze kwamen hier terecht. Nonnen waren niet echt gelukkig met al dat bloot en hakten allerlei essentiële lichaamsdelen van de lijven. Gelukkig kon ik door allerlei gaten in de schutting de beelden zien. Een restaurateur was druk doende om een beeld van haar hoofd te ontdoen. De beelden die ik zag waren mooi schoongemaakt en inderdaad ze zijn nogal onbeschaamd. Tussen de benen van een vrouw meende ik zelfs een gedetailleerde spleet te zien. Maar in deze constatering faalt het oog van de toeschouwer meer dan de hand van de kunstenaar.<br />
<br />
Ik wilde perse de kade van Palermo zien en liep erheen. Deze is ronduit prachtig en verschilt enorm van de kust van Napels. De Monte Pelligrino steekt echt heel mooi af tegen de kust. De bergen eromheen doen de rest. Ik zag met genoegen de zee aan. De gloed heeft iets zilverachtigs en ademt dezelfde spanning uit als de stad.<br />
<br />
Ik stond op een hogergelegen deel, een stuk van de vroegere kademuur toen ik een vrouw haar vodden zag ophangen. Het huis verkeerde in erbarmelijke staat, maar had het mooiste uitzicht op het strand van de boulevard. Ze had haar was opgehangen, maar verscheen korte tijd later weer. Er klonk harde muziek over het balkon en de dikke vrouw danste mee op de maat. Haar logge lichaam deed alsof ze een oosterse buikdanseres was en ze maakte waarlijk zwierige passen. Ze klapte in haar handen en liep juichend van vreugde rond in haar rode badjas. Als David die zijn ark binnenhaalt. Ik glimlachte vriendelijke naar haar en zij klapte en knikte mij toe. Waarom ze nu danste was mij volkomen een raadsel, maar dat deze arme mensen een gelukkige vrolijkheid bezitten, mag duidelijk zijn. Het tafereel maakte mij zwanger van een gedicht, dat ik voor de gelegenheid maar gelijk baarde.<br />
<br />
Palermo bezorgt mij de nodige inspiratei. Ik was bang alles verloren te zijn, maar geleidelijk ontstaan de ideëen. Ik probeer de ideëen van een novelle wat te laten uitgroeien. Ik wil eerst de vorm en opbouw meer op pootjes hebben voordat ik aan de uitwerking begin. Want in het luchtledige schrijven levert alleen misbaksels op. Je mag heus het verhaal zichzelf laten vertellen, maar je moet de touwtjes wel zelf vasthouden. Iets wat bijvoorbeeld met het verhaal van de suppoost dreigt mis te gaan. Ik schrijf scène na scène op maar weet bij mijn God niet waar het naartoe gaat. Een fijne ervaring voor de lezer, maar een gruwel voor de schrijver. Hoewel ik door dit euvel wel nooit tot de laatste groep zal behoren.<br />
<br />
Met vreugde vernam ik, via een telefoongesprek, dat mijn huisgenotes erg bezorgd over mij waren. De politie, diverse hulpverleningsinstanties waren benader in de speurtocht naar mij. Ik wilde Leiden spoorslag verlaten zonder de directe omgeving in te lichten. Iets wat iedereen al wist, behalve zij. Ze bl;ijken zich toch iets meer over mij te bekommeren dan ik dacht. Met een luid lachen hoorde ik het bericht aan. Waarop mijn moeder zei: ‘Je hebt het expres gedaan.’ Ach wraak op mijn huisgenotes is zoet en kost ze hoogstens een paar telefoontikken. <br />
<br />
Ik schrijf dit alles achter een wankel bureautje in mijn luidruchtige kamer langs de weg. Ik ontdekte dat het raam van mijn ruimte tussen twee pilaren zit en boven een niet werkend fonteintje aan het pleintje op de hoek van de via Maqueda en de Corso Tukory. Aan de overkant van de weg, bevindt zich iets soortgelijks, maar daar is geen raam tussen de pilaren. Ik had dat zielige raampje tussen die twee pilaren graag willen laten zien, maar het blijft beperkt tot woorden.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-6179492968306960362001-01-17T12:50:00.000-08:002010-08-10T12:53:51.573-07:00woensdag 17 januari 2001<h6>21.05 uur, Van Napoli naar Palermo</h6><br />
Vandaag was ik de laatste dag in Napels. Ik moest de gehele dag overblijven, aangezien mijn trein naar Palermo zojuist vertrokken is uit het station van Napels. Ik wilde niet te hard van stapel lopen en mijn activiteiten tot een minimum beperken. Omdat ik de stad zelfs nauwelijks verkend had, besloot ik eens een rondgang door de stad te maken. Ik begon met de twee plaatsen waar het sociale leven van Napels zich voornamelijk afspeeld: de Piazza del Plebiscito en de Galleria Umberto I. Om daar te komen moest ik overstappen doorstaan. Ik ontdekte dat Napels een grote hoeveelheid kabeltreinen bezit, of Funicolari zoals die hier heten.<br />
<br />
Het principe is eenvoudig: als het ene treintje omhoog rijdt, gaat de andere naar beneden en andersom. Onderweg op het midden, kruisen ze elkaar. De tussengelegen stations moeten een gelijke afstand van het begin, respectievelijk einde van de baan staan. Een fascinerend proces dat mij mateloos kan boeien. Het principe heeft veel weg van Sisyfus, die immers iedere keer die steen omhoog moest rollen. Alleen beschikt Sisyfus hier over twee stenen zodat hij door middel van de kabel nooit meer een steen hoeft omhoog te rollen. Een opstel van Camus waardig, vind ik. De beweging die eeuwig durend is, perpetuum mobile, en waar geen spatje energie voor nodig is. Eén treintje hoefde slechts naar boven gesjouwd te worden.<br />
<br />
De Piazza del Plebiscito heeft twee mooie gebouwen, de Pallazzo Reale en het Pallazzo del Principe di Salerno, om zich heen die naar elkaar kijken als twee geliefden. Tussen de twee paleizen door kan de toeschouwer de zeebaai zien. Een prachtig gezicht. Op een van de stenen trappen die voor de engelenvleugels van het Principe di Salerno paleis staan, nam ik plaats. De duivenpoep ontwijkend, maar het onvermijdelijke lot was om er uiteindelijk in te gaan zitten. Ik las in het zonnetje de rest van Goethes verblijf in Napels. Hij was buitengewoon enthousiast over de stad en noemt Rome een oud, afgesloten klooster in vergelijking met Napels. Hij heeft gelijk, de stad is prachtig gelegen tussen de bergen. Dat ontdekte ik toen ik voor het Castel Nuovo stond en uitzicht had over de prachtige baai, met in de verte de Vesuvius.<br />
<br />
Ik staarde, stil en wegdromend over dit stadspanorama en voelde mij als Mozes die het beloofde land ziet. Nu pas zag ik ook hoe groot de stad eigenlijk is. Tot de monding van de Vesuvius is de stad gebouwd. Dat is dichterbij dan de afstand tussen Pompeii en de vulkaan. Een tijdbom die voor de stad desastreuse gevolgen heeft wanneer eenzelfde ramp zou plaatsvinden.<br />
<br />
Pas toen begreep ik Goethes woorden beter, hoewel hij niet veel over de stad vertelt. Ik voel mij meer een kluizenaar dan Goethe. Hij had de ene ontmoeting na de andere. Hij sprak met kunstenaars en met een heuse prinses. Ik sprak weer met de Canadees. Hij verbleef al enige tijd in Napels en hij vertrok de volgende dag met vijf andere mensen naar het strand. Iets zuidelijker van Napels gelegen. Gisteravond sprak ik met een Australisch stel dat erg moe was en om half tien reeds de sponde zocht. Ik genoot van de vrije tijd die ik erna kreeg. Zo kon ik een uitvoerig verslag schrijven over mijn bevindingen in Pompeii uitwerken.<br />
<br />
De rest van mijn tijd besteedde ik aan een rondrit met een van de vele buslijnen. Ik nam een willekeurige bus aan de Piazza Cavour en werd naar één van de buitenwijken van Napels gebracht. Het lijkt saai, maar de bus reed een rondje en zodoende zag ik de verscheidenheid van Napels. Het openbaar vervoer kan je op verrassende bestemmingen brengen, waar je anders nooit zou komen. De rit was omstreeks het spitsuur en de straat stond helemaal vast met auto's. Bandje voor bandje schuifelden we verder en reden langs een trolleybus die van zijn draad was losgeraakt. Een routineklus voor de chauffeur, want door middel van een touw had hij hem zo weer in de bovenleiding gewipt.<br />
<br />
Tijdens de rit zag ik verscheiden gebouwen in puin. Ongetwijfeld de gevolgen van de zware aardbeving in 1980. Het waren monumentale 18e en 19e eeuwse panden die op een uitvoerige restauratie wachten. Van één gebouw waren hele verdiepingen weggeslagen. Bij andere kon ik de situatie niet opmaken omdat daar planken voor de ramen waren getimmerd. Wel zag ik half weggeslagen frontons en grote scheuren in de muren. Dat de aardbeving enige tijd achter ons ligt, lieten de bomen en de struiken op de daken zien.<br />
<br />
We reden door een heel stuk natuur dat als een puzzelstukje de oude stad van de nieuwe wijk scheidde. De buitenwijk was niet zo interessant. Al viel mij op dat veel mensen buiten liepen, zaten of stonden. Op sommige plaatsen staken ze een groot vuur. Ik zag eenmaal mensen met hout zeulen, die een enorme berg maakten voor een vreugdevuur. Ook in de binnenstad zag ik later op verscheidene plekken brandjes en de lucht rook naar brand. Ik was eerder op de dag verbaasd geweest over de geur van verbrand palmhout. Het geeft een welriekende geur die de neus streelt alsof het wierook is.<br />
<br />
Het openbaar vervoer brengt je op verrassende plekjes, watn zonder die machtige kabeltreintjes had ik nooit zo'n goed zicht over de stad gehad. Het kabelbaatnej vanaf Montesando zat vol met middelbare scholieren. Iets verderop bleek namelijk een grote school gevestigd te zijn. Hier viel mij op heoveel molliger de Italiaanse meisjes zijn. Niet dat dit lelijker maakt, want de rondingen deden mijn ogen dikwijls welgevallen. Soms doen mij de gezichten naar de fresco's in de Villa van de mysteriën denken, waarop mensen staan afgebeeld met prachtige gezichten. De dames op de fresco's waren wel iets magerder. Maar als men later onze reclame ziet, denkt men ook dat we allemaal zo waren. Terwijl die mensen van de reclame alleen een ideaalbeeld weerspiegelen.<br />
<br />
Het rondstruinen op de minder toeristische route geeft vele ontmoetingen. Zo hielp ik een vrouw met inparkeren en begonnen de wildvreemdste mensen een verhaal aan mij op te hangen. Ik kan die verhalen niet verstaan, maar zeker wel waarderen. Een zekere teleurstelling bedrukt hun gezichten als ik ze duidelijk maak dat ik geen Italiaans spreek, noch versta. Ze trekken hun gezicht zonder moeite weer recht en praten door alsof ik ze niks heb meegedeeld.<br />
<br />
Ik sprak een uiterst vriendelijke kapper. Hij vond mijn kuif mooi, maar mijn tanden te geel. De keurig verzorgde man vroeg mij een aantal malen of ik een vriendin had en wat ik deed. Hij schreef zijn naam en telefoonnummer op voor mij. 'Dan kan je me bellen en gedag zeggen', zei hij erbij. Napolitanen zijn de beste toneelspelers die ik ooit gekend heb. Waar zou een schrijver zich beter thuisvoelen dan in dit theater met het mooiste decor dat er maar is. Misschien bedoelde Dante dit met het paradijs.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-7823721897237283212001-01-16T11:03:00.000-08:002010-11-07T03:51:43.748-08:00dinsdag 16 januari 2001<h6>21.30 uur, Napels</h6><br />
Vandaag is de Renaissance misschien echt ingetreden. Boordevol zit ik met de dingen die ik in Pompeii gezien heb. Wat voor een ongelooflijke ervaring dat op mij achtergelaten heeft, kan ik op dit moment nog niet inschatten, maar groot is ze zeker. Ieder gebouw vraagt om zijn eigen aandacht en het lukte mij niet om al die schoonheid in een keer te vatten. <br />
<br />
Ik begon op de verkeerde plaats, achterin de stad en bezocht het amfitheater als eerste. Het is het oudste dubbeltheater dat nog aan ons is overgeleverd en het is, net als alles in Pompeii, zeer gaaf. Met een beetje fantasie zie je een heel gladiatorengevecht voor je ogen spelen. Ik zat daar dan ook lange tijd te staren vanaf een zetel naar het denkbeeldige schouwspel beneden. Later zwierf ik wat door de gangenstelsels. De bezoekers moeten hier snel binnen en buiten zijn gekomen, aangezien er veel uitgangen zijn. De doorstroom moet perfect zijn geweest. Iets waar moderne architecten nog een lesje van kunnen leren. Ondertussen stond er boven in het theater, waar 12.000 mensen in pasten, een gids te praten. Ik verbaasde mij over de goede akoestiek. Zelfs het knarsen van het grind onder de voeten kon je in iedere hoek van het ovale bouwwerk horen.<br />
<br />
Ik liep door, mijn jas had ik in mijn tas gedaan omdat de zon warm op mij scheen. De eerste huizen maakten grote indruk op mij. Zoals het huis van Trebius Valens dat blonk in zijn kleurenpracht. Ik zag er mooie afbeeldingen uit de Ilias. Ik verbaasde mij om de grote gaafheid van de beschilderingen. Ik verwonderde mij bovenal dat alles zo binnen handbereik was. Ik kon doen wat ik maar wilde met de beschilderingen. Vaak verkeerden de schilderingen in een deerniswekkende staat, die ongetwijfeld door de miljoenen bezoekers is veroorzaakt. Soms zag ik zelfs krassen van mede-eentwintigste-eeuwers. Ik vond het toerisme een vorm van barbarij. Wat zou Trebius ervan gevonden hebben als hij wist dat we 1921 jaar na zijn dood ongegeneerd door zijn huis lopen alsof het de onze is. We banjeren in ons toeristenkloffie langs zijn allerheiligste tempel, zitten wellicht op de richel ervan, zonder ook maar enige vorm van schaamte. Alsof dat nog niet genoeg is, bekrassen we nog zijn beschilderde stucwerk. Erger kan toch niet. Ik heb het met het verkoolde lijk van zijn geliefde Trebius absoluut te doen.<br />
<br />
Het huis van Venus zag ik voor een bordeel aan, wat op zich goed mogelijk is door de vele kleine kamertjes die ik zag. De stad van zo'n 20.000 inwoners kende er meerdere. Hier zag ik grootse wandbeschilderingen van Mars en Venus in haar schelp. Wat zou Bottinelli hebben geschilderd als hij dit had gezien, vroeg ik me af. De schoonheid van het tafereel was subliem en dat terwijl de schilder onbekend is. Als een stad als Pompeii al zulke grote schilders had, wat zou er in een stad als Rome wel niet gehangen hebben in het keizerlijk paleis.<br />
<br />
De nauwe straatjes en de zijstraten die alleen maar door blinde muren omgeven worden, deden mij vreemd aan. De zijstraten kennen geen enkele opening in de muur en dat geeft de straat een kale indruk. De straat waar uitgesleten gleuven de karrensporen markeren, wordt op elke hoek gekruisd door twee of drie hoge stenen. Dat was voor de voetgangers, zodat ze zonder natte voeten te krijgen, de weg konden oversteken. De hoofdwegen geven een gezellige indruk en het zal er op een gewone dag wel gezellig druk geweest zijn. Veel barretjes, of termopolia zoals zij die noemden, liggen aan de hoofdstraat, de 'via dell' Abbondanza'. De toonbanken zijn met mooie stenen belegd, waarin grote ronde gaten zitten, zodat ze daar de drankjes konden bereiden.<br />
<br />
Ik stelde me een Pompeiische voor die haar man Tiborius weer eens kachel zag thuiskomen. 'Ben je weer bij Asellina geweest', roept ze kwaad. Ik hoor het schallen vanuit een huisje in de buurt van de Porta Nocera. Veel honden en katten zullen hier hebben rondgelopen. Vooral honden denk ik. De grote woningen hebben bij de ingang een mozaiek met een hond daarop afgebeeld. Eronder staat 'cave canen' (= pas op voor de hond). Niets van het 'welkom' wat Goethe na zijn Italiereis in Weimar op zijn deurmat liet plaatsen. De Pompeiianen waren gek op honden blijkbaar. De honden zijn nog steeds gek op Pompeii, want er lopen hier heel wat rond.<br />
<br />
Ik werd op het Forum lange tijd gevolg door een schattig hondje. Met haar lieve, donkere oogjes keek ze mij aan en liep lange tijd achter mij aan. Ze drentelde wat om me heen en kwispelde enthousiast met zijn staart. Ik raakte het hondje met geen vinger aan, want je weet niet wat voor een ziektes ze onder de leden hebben. Laat staan dat ze bijten, dan verlaat ik hondsdol Italië! <br />
<br />
Een suppoost die zich moest vervelen, gaf twee jonge en beeldschone meidsje uit India een privérondleiding. Hij sprak in gebrekkig Engels en liet ze alles uitvoerig zien. Onderwijl liet hij geen moment onverlet één van de dames, de mooiste dat was ik helemaal met hem eens, te omarmen en zelfs met zijn hand in de richting van het heupwiegende achterwerk te gaan. In het voorbijgaan hoorde ik hem zeggen. 'No they don't do anything, but don't touch.' Hij wees naar het schattige hondje dat van mij naar hen was gelopen. Eén van de meisjes merkte op dat er wel veel honden rondliepen. 'Yes', zei hij snel, 'their are more dogs then women.' Ik zag zijn hand over de rechterbilronding van het mooie meisje strijken in zijn rondleidingsmanoeuvre, die hij blijkbaar met iets teveel liefde gaf. Ik had het met het meisje te doen. Ze kon nooit jonger zijn dan 16 jaar. Maar ik ben slecht in het schatten van leeftijden.<br />
<br />
Ik heb de pretentie om schrijver te worden, dus de twee theaters die Pompeii telt, mocht ik onder geen beding overslaan. Vooral de kleine kreeg mijn bekroing. Dit theater met 1000 zitplaatsen heeft het Griekse theater als voorbeeld. Het stamt uit de eeste eeuw voor Christus. De stenen zitplaatsen zijn er allemaal nog en ik ging weer op de achterste rij zitten en zag in mijn verbeelding een mimespel. Die was in die tijd ongekend populair in de Romeinse theaters. De akoestiek was hier overweldigend, maar wellicht kwam dat helemaal alleen hardop 'Egidius, waer bestu bleven, mi lanct na di gheselle mijn' voordroeg. Mijn stem klonk zo prachtig en overtuigend dat ik mijzelf als voordrachtskunstenaar helemaal zag zitten. En wij maar tobben met geluidsinstallaties. De Romeinen hadden Philips totaal niet nodig.<br />
<br />
Het grote theater heeft een grandioos decor: de prachtige bergen die achter de stad liggen. De 5000 toeschouwers zullen ongetwijfels hiervan genoten hebben terwijl de nieuwe tragedie van hun eigen tragediedichter werd opgevoerd.<br />
<br />
Helaas was het huis van de tragediedichter gesloten, maar het zag er groots en bekoorlijk uit. Ik zag een Pompeiische Hendrik-Jan erdoor rondlopen. Hij weigerde met een slechte schrijver als ik te spreken. Nee, gebaarde hij, jij bent niet goed genoeg. Laat het gevoel toch eens wat meer los en geef de natuur de ruimte in je werk. Hij draaide zich om en knielde voor zijn huisaltaar. Zwijgend vervolgde ik mijn weg. Hij heeft gelijk, zo'n huis als hij jeeft, zal ik uit mijn prularia nooit halen. Ik haalde twee versgeschreven gedichten uit mijn jaszak, verfrommelde ze en wierp ze nog in de richting van zijn huis. Maar zijn waakhond ving ze tijdig op.<br />
<br />
Ik bezocht het bordeel, een donker huis met enkele peeskamertjes naast elkaar. De lengte van de stenen bedden gaven weinig ruimte. Er waren geen lupi. Een lupa is een wolvin, zo werden vrouwen destijds aangeduid als ze een man lokten. De Indiase komt daarvoor dus niet in aanmerking. Hoewel ik het 'voorspel' gemist heb. Hoe zouden ze die kamers afgeschermd hebben, vroeg ik mij af. Ach, een gordijntje doet wonderen, was het vermeende antwoord. In de centrale hal, gang is een beter woord, hangen een vijftal fresco's. Eigenlijk nog zes, maar van eentje is slechts het bed op de hoek te zien, compleet met een been. De vijf andere laten laten allerlei mogelijke standjes zien. Die Romeinen waren inventief. Vooral de wolvinnen. Driemaal ligt ze bovenop, al lijkt het twee keer meer op zitten. De derde keer ligt ze met haar rug bovenop hem. Een moeilijke stand die voor beide partijen veel ernergie vraagt. Ik had niet de indruk dat het anaal was. Een keer op z'n hondjes en als laaste stond een pijpende lupa afgebeeld. Kortom er werd een stripverhaal weergegeven hoe het moest. Onderwijl ijsbeerde een agent van het museum voor de deuropening. Hij was zeker bang dat ik door de platen dusdanig opgewonden was geraakt dat ik een kamertje zou induiken, op het stenen bed zou gaan liggen en in een hard wolvengehuil zou uitbarsten. Dat alles in de poging een lupa de 'lupanere' in te lokken. Dat deed ik niet, want ik wist dat er hoogstens een hoopje as op mijn gehuil zou afkomen.<br />
<br />
De zon hing al laag over de zee en ik spoedde mij naar de villa dei misteri. Als toetje van mijn antieke maaltijd. Het huis bezit enorme afmetingen en je kan er makkelijk verdwalen. Wat een ruimtes. In de eetzaal zijn de mooiste fresco's van Pompeii. In prachtig rood wordt daar de cycles van de mysterieën uitgebeeld. Het gaat om een afbeelding van een inwijdingsriten van de Dionysuscultus. Iets dat door de Romeinse overhied indertijd verboden werd. Maar hier hadden ze er blijkbaar lak an. Het ging er hard aan toe, want martelingen behoorden ook tot de inwijdingsriten, wellicht een soort ontgroening. De mensen en goden op de beschilderingen zijn er beweeglijk en met een aardig perspectief weergegeven. Ze bezitten ook een ongekende helderheid. Hoe mooi zou het niet geweest zijn om bij die schatrijke mensen te eten. Als je dit vergelijkt met de Middeleeuwse schilderkunst, vormt dit een groot contrast. Ik was vervuld van de afbeeldingen. Ze lieten wel een andere indruk op mij achter dan Michelangelo. Maar misschien komt dat doordat ik niet in de Dionysuscultus en wel in het Christendom ben ingewijd. Dezelfde martelingen, maar een ander gevolg.<br />
<br />
Het avondmaal genoot ik in de pizzeria Di Matteo, waar ook Clinton een pizza nuttigde. De kwaliteit was zeer goed en ik genoot van het versgebakken etenswaar. Toen ik de metropolitan nam, rende een hond voor mij uit. Boos keek een Italiaanse naar mij en vroeg of ik mijn hond niet kon aanlijnen. 'Nee, het is niet mijn hond', gebaarde ik. Mijn hond is schattig, kijkt mij lief aan met zijn donkerbruine ogen en kwispelt als hij achter mij aanloopt. Maar die hond loopt nu rond in de stad van mijn dromen. Immers Pompeii is vanaf nu altijd in mijn gedachten. <br />
<br />
Misschien dat ik het op de terugweg nogmaals bezoek.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-68163295123188140192001-01-15T07:35:00.000-08:002010-08-09T08:42:14.160-07:00maandag 15 januari 2001<h6>10.30 uur, in de trein van Roma naar Napoli</h6><br />
In een overvolle trein naar Napels bevind ik mij nu, met een maagdelijk leeg schrift voor mij, waarin ik jullie de lotgevallen van de resterende tweeënhalve week zal meedelen. Ik zit wat ongemakkelijk en dat verwijt ik voornamelijk de plechtstatige dame tegenover mij. Haar hoge laarsjes en frivole minirokje nemen de hele tussenruimte in beslag, die de stoelen van elkaar scheidt. Een onaangename houding en ze kijkt dusdanig chagrijnig uit haar dik opgemaakte smoel, door haar zonnebril naar buiten dat ik er niets van durf te zeggen. De stad ligt in een mum van tijd achter ons. Als mij hier iets verbaast is het dat de stad hier uiterst abrupt ophoudt en overgaat in het platteland. In Nederland is dit nooit zo duidelijk te zien; je bent Amsterdam nog niet uit of Abcoude is al begonnen.<br />
<br />
Gisteren schreef ik over de belevenissen tot die avond ervoor, daarom wil ik snel de draad weer oppakken. Ik wilde eens wat rustiger aandoen en vertrok die morgen naar de Sint Pieter. Het gebouw is mooi en lelijk tegelijk. Aan de ene kant vind ik de grootsheid monumentaal, maar aan de andere kant doet het mij ook aan de vertrekhal van een groot treinstation denken. Die overdreven hoogte en de pompeusheid die het gebouw van binnen en buiten uitstraalt. Ook ditmaal raakte ik kort na binnenkomst gevangen in het beeld van de Piëta, een schootbeeldje in vergelijking met de rest van de beelden in de kerk. Ik blijf geïntrigeerd door het beeld en kan het, als ik het zie, niet loslaten. Zo ook nu, telkens als ik mij voorneem weg te lopen, ik mij omdraai, zie ik bij het afscheid weer een opvallendheid die ik nader wil bestuderen. Ik had de pieta vergeten bij mijn beschouwing over Michelangelo. Nog sterker, dit is het eerste beeld dat ik van hem zie hier in Italie. Hoe kon ik die opvatting ooit denken? Het zal ongetwijfeld een stuiptrekking zijn van de pijn die volgens Goethe bij de wedergeboorte hoort. Verwarring gaat met dit verschijnsel gepaard en levert allerlei tegenstrijdige opvattingen en gevoelens op. Als een schip in storm, die het licht van de vuurtoren dan weer boven ziet en dan weer beneden zich in zee.<br />
<br />
De Sint Pieter liep ik met verbijstering, verwondering en ontzag door. Daarbij kwam onophoudelijk een gevoel van walging op. De overdreven vergulde gewelven, het kolossale graf van Petrus met de bronzen baldakijn erboven. Zoiets zie je nergens anders. Ik tuurde naar de bolbuikige engelen met een waterbak bij de ingang. Ik zag de grootste beelden hangen boven de rondingen van de gewelven. De ene vrouw nog magistraler dan de andere. Allen keken ze met een schuine blik naar de toeschouwer, soms knipoogde er eentje schalks alsof God het verbood. De anderen keken ten hemel of staarden doelloos voor zich uit. Een enkele vrouw, daar hoog in de gewelven wees in de richting van het hoofdaltaar, met dezelfde mooie vingers als ik haar menselijke pedant eerder op het Sint Pieterplein had zien doen. Ieder beeld vervulde mij van een nieuwe bewondering voor de meester die het gemaakt had, totdat ik heftig onderbroken werd door een klop op mijn schouder. Een bewakingsbeambte maande mij de weg vrij te maken. Een grote groep gelovigen stond achter de denkbeeldige dranghekken te kijken en maakte daarmee weg in de kerk. Even later liepen een rij geestelijken in het wet met rode hoeden door het middenschip. Het orgel ving aan met spelen en overal werd gezongen. En ik sloeg om in een andere verbazing: een akoestiek vormde zich in wierrookwolken zoals ze uit het vat slierten van de jongen vooraan. Een akoestiek galmde om mij heen die nog het beste vergelijkbaar was met galmen van het zingen van psalmen op de plee.<br />
<br />
Ik doolde nog wat rond in de stationshal, die kerk heet en besloot tot een cappuccino in een werkelijke stationshal over te gaan. Daar schreef ik heerlijk over Amerikaanse dames die naar zalmsalade ruiken uit hun mond en over de belevenissen van de voorgaande dag. De rest van de middag wijdde ik aan de oudheid door rond het collosseum te lopen en de Sante Maria della Vittoria op te zoeken en de extase van de H. Theresa te bewonderen. Natuurlijk niet voordat ik nog even de Mozes van Michelangelo in de San Pietro in Vincoli bekeek.<br />
<br />
De restauratie die mijn vorige bezoek aan Rome nog bedierf, was nu voltooid en ik zag een schitterende graftombe. Mijn aandacht viel niet zozeer voor Mozes alswel … die aan zijn linkerzijde zit. De gezichtsuitdrukking en de prachtige armen en handen maakten dat ik de bewering van de vorige dag voor eeuwig in het brandend vuur wierp.<br />
<br />
’s Avonds mochten de Spaanse trappen en de Trevifontein uiteraard niet ontbreken op mijn wandeltocht. Even dacht ik haar te zien zitten, maar het bleek een vergissing. Misschien dat ik nog eens een verhaal maak van die ontmoeting, aangezien het toverachtige en banaler kan de werkelijkheid verliep. Dat is het mooie van de literatuur: het hoeft niet gebeurd te zijn, als het maar gebeurd kan zijn.<br />
<br />
<h6>21.30 uur, Napels</h6><br />
De tocht naar Napels was erg mooi. De prachtige Middellandse Zee lag er zo mooi donkerblauw bij. Aan de andere kant zag ik de bergen trots uitsteken in het landschap. Een warme zon door het treinraam zorgde ervoor dat ik mijn trui moest uittrekken. De dame tegenover mij vertrok reeds snel en ik had het tafeltje voor mij alleen. Schrijven ging niet, de trein trilde dusdanig dat ik geen letter leesbaar op papier kon zetten.<br />
<br />
Napoli verraste mij dusdanig dat ik even helemaal van mijn apropos was. De auto’s reden door elkaar heen en met hun getoeter veroorzaakten ze nog meer chaos. Als voetganger moet je jezelf letterlijk voor de auto’s werpen om de weg over te komen, ander kom je er nooit overheen. Het rode licht negeren ze alsof het groen staat. Ik stalde mijn bagage en ging op verkenningstocht uit in de stad. De hoge huizen en de smalle steegjes die geen automobilist weerhoudt om er zo snel als mogelijk is doorheen te rijden.<br />
<br />
De huizen zien hier verwilderd en verwaarloosd uit. De kleine piazza’s stralen de typische kenmerken uit van een Zuid-Europese stad. De mensen verzamelen er zich en zingen in hun Napolitaanse dialect een duet tegen elkaar. Groepen honden lopen te struinen over straat en eten het brood en de restjes pizza die op straat liggen. Sommigen blaffen tegen iedere voorbijganger die te dicht in de buurt komt.<br />
<br />
Op de piazzo Dante waar ik vlakbij het standbeeld van de grote poëet ging zitten, schreef ik een stuk over Rome af. Het verging mij slecht, aangezien ik de overweldigende indrukken van Napels opzij moest drukken en diep in mijn geheugen moest duiken om de brief aan jullie te kunnen schrijven. We liepen namelijk iets achter en ik mocht jullie die ervaringen niet weerhouden. Onder het standbeeld van Dante zat een meisje lieftallig een boek te lezen. Een man vloog op haar af voor een gesprek, zoals een duif op een mens afstormt in de hoop iets te eten te vinden. Ze probeerde hem af te wimpelen en hij verdween korte tijd later. Om verder gedonder te voorkomen, ging ze naast mij op het bankje zitten. Zo leek het of ze bij mij hoorde en daarmee al een man had. Ik zag er blijkbaar dusdanig uit dat ik haar wel met rust zou laten. Hetgeen ook het geval was.<br />
<br />
Wat de vrouwen betreft, gaat het hier nogal dubbelzinnig aan toe. Ze worden regelmatig lastiggevallen, mannen spreken hen aan en gaan som verder. Op het station liep een dame voorbij die een opmerking kreeg. Ongetwijfeld iets als ‘lekker kontje’, ze schold de persoon helemaal tot moes. Het heeft wel iets van de Nederlandse bouwvakker die tegen elke vrouwenbil fluit. Alleen doet hier elke man het, van bouwvakker tot intellectueel.<br />
<br />
De andere kant van het verhaal is dat vrouwen ongegeneerd kunnen flirten. Ze knipogen wat hier of daar en kijken je indringend aan. Als je hetzelfde doet, kunnen ze als verlegen pubermeisjes reageren met een gezicht vol schaamrood of met een giechel. Ik vind dat wel eigenaardig, maar prefereer zelf de subtiele variant van het flirten. Ik kan de hele dag flirten, zonder vreemde opmerkingen naar mijn hoofd geslingerd te krijgen, zoals vaak in Nederland gaat. Daar kan een meisje je helemaal uit een flirt halen door hard op te merken of ik het kan zien, of ik iets van haar aanheb of of er iets is (vooral de laatste is verschrikkelijk). Misschien dat ik daarom zoveel van Italie houd.<br />
<br />
Ik bezocht de Duomo die pas om 16.30 uur open ging. Het interieur verbaasde mij. De twee zijkapellen bleken gewoon twee complete kerken te zijn. De Duomo stroomde over van de orgels. Hoeveel ik er daar niet zag, achter elke pilaar dook wel een frontje op. In de avondschemering kreeg het gebouw nog een geheimzinniger lading. Het casetteplafond leek nog mooier dan het ongetwijfeld is. Voor het plein stonden drommen jongeren met toeterende scooters met elkaar te praten.<br />
<br />
De sfeer geeft mij een dubbel gevoel. Aan de ene kant fascineren mij de smalle steegjes waar de was vanuit de balkonnetjes over de steeg heen gespannen is. Compleet met honden en tetterende vrouwen. Aan de andere kant straalt het duistere steegje ook onveiligheid uit. Napels schijnt ’s avonds geen veilige stad te zijn voor toeristen. Wellicht dat ik daarom al voor negenen terug was in het hostel. Een toerist was vandaag bestolen, dat vraagt om extra goed op mijn waar te passen.<br />
<br />
De zwerfhonden intrigeren mij nog het meest. Bij de haven moest ik langs een groep van circa vijf honden. Dreigend keken ze mij aan en aan de andere kant was een drukke autoweg. Er bleef voor mij niet veel meer over dan ze te passeren. Agressief keken ze mij aan, sommigen blaften erbij. Ze bleven gelukkig waar ze waren. Ik liep quasi kalm van de dieren weg. Op de hoek gekomen schrok ik mij een ongans. Een slapende hond sprong overeind. Ik had bijna op zijn staart getrapt.<br />
<br />
De stad is vergeven van de antiquariaten. De boekjes staan tot ver op straat uitgestald. Nauwelijks nieuw waar wordt er verkocht. Tussen de boeken staan veel 18e en 19e-eeuwse boeken. Ik heb dikwijls met veel zuchten in de boekhandels rondgekeken. Wat jammer dat ik geen Italiaans lees of spreek. Ik voel me er bijna toe verplicht, aangezien het beheersen van de taal zeker een vereiste is, voordat ik een boek aanschaf.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-26522069418324132272001-01-14T07:34:00.000-08:002010-08-09T11:29:48.051-07:00zondag 14 januari 2001<h6>12.10 uur, Roma Termini</h6><br />
De laatste zin die ik gisteren tot jullie richtte, schreef ik met het doven van de lampen want de ontmoetingszaal sloot exact op het uur tussen hond en wolf. Daardoor kon ik helaas niet meer de verse gebeurtenissen van die avond aan jullie rapporteren. Die wil ik jullie zeker niet onthouden, vandaar dat ik er op dit vroege tijdstip aan begin. Gisteren was een enerverende dag; ze vroeg veel van mij en daarom besteed ik vandaag goeddeels om mijn vermoeide benen enige rust te gunnen. Vandaar dat ik mij ophoud in de stationsrestauratie van het grote treinstation Termini om mijn rijke ervaringen met jullie te delen.<br />
<br />
Ik kwam terug in het hotel van mijn lange zwerftocht; sliep kort-even en friste mij op met een heerlijk verkwikkende douche. Daarna ging ik naar beneden om mij te laven aan het avondmaal. Ik zat nog maar nauwelijks aan mijn pasta een verslag van de dag te schrijven met Goethe binnen leesbereik, of een oudere vrouw van middelbare leeftijd van het tafeltje naast mij keek uiterst belangstellend naar mij en mijn boek. Ze sprak mij zelfs aan en vroeg wat ik aan het lezen was. Het knauwende Engels dat haar mond verliet, verried dat ze Amerikaanse moest zijn. Haar uitermate flink gebouwde boezem, in combinatie met de voor het overige mollige verschijning wist het beeld te completeren.<br />
<br />
Ik zat midden in een ingewikkelde zin maar liet het resterende gedeelte van de lange zin rusten om haar vriendelijk, doch beleefd, te woord te staan. Ik vertelde in mijn zeer gebrekkige Engels over Goethe en zijn prachtige boek die de laatste weken mijn naaste en enige reisgenoot geworden was. Ze zat nog een tafeltje verder en kon de helft van mijn onverstaanbare Engels helemaal niet verstaan; ze was een beetje doof rechts. Daarom liep ze spoedig met haar dienblad naar de lege stoel aan mijn tafeltje, rechts van mij zodat haar linkeroor voldoende gehoor kreeg. Ik legde het boek voor haar neer, maar ze kon niet zo goed lezen want haar leesbril lag nog op haar kamer. <br />
<br />
Onderwijl vertelde ze mij over het verband tussen Rudolf Steiner en Goethe. Ik moest en zou, als Goetheliefhebber en daarmee ook als Steinerminnaar, naar Basel gaan op mijn terugweg. Daar werd juist onderzoek gedaan naar de botanische en metafysische bevindingen van de grote schrijver. Welke grote schrijver ze daarmee bedoelde bleef mij onduidelijk, omdat ze veelvuldig de namen met elkaar verhaspelde. In haar vurige betoog riep ze herhaaldelijk: ‘Rudolf Steiner says: ‘Goethe was stil living 2000 years before his time.’’ Ze deed dit in haar knauwerige Amerikaans op een volume die de hele eetzaal van het jeugdhotel van haar betoog deed meegenieten; ik kreeg er spontaan een piep van in mijn rechteroor.<br />
<br />
Gelukkig kreeg ik ook kans om af en toe wat te vertellen. Ik vertelde over mijn ontmoeting met mijn reisgenoot die middag in de tuinen van de villa Borghese. Daarnaast redeneerde ik volop over de natuurfilosofie en een mogelijk verband tussen Goethe en Darwin. Maar de stof was moeilijk uit te leggen in mijn uiterst gebrekkige Engels. Mevrouw toonde echter alle geduld van de wereld en corrigeerde mijn verkeerd geconstrueerde zinnen. In haar enthousiasme tikten haar grote borsten met een even zo grote regelmaat tegen mijn bovenarm aan. De intieme toenadering leverde mij de geur op van de zojuist vermaalde blikjestonijn uit haar mond.<br />
<br />
Het raadsel van haar geduld werd spoedig opgelost. Ze gaf les op een school voor moeilijk opvoedbare kinderen en geloofde heilig in meneer Steiner. Vol enthousiasme en met een frivole bravoure verhaalde ze over haar ervaringen; toen ze hoorde dat ik uit Nederland kwam wist ze direct haar bezoeken aan mijn vaderland aan te halen. In ons kikkerlandje verblijft volgens haar een grote schare van volgelingen van Steiner, die met alle plezier hun ervaringen met haar delen. In de avonduren volgde ze nog college’s aan de universiteit. Ze woonde in Manhattan en de spleet tussen haar borsten naderde met de minuut intiemer tot mij. Helaas bleef de verwachtte liefdesverklaring uit; misschien dat de lucht van blikjestonijn boordevol met houdbaarheidschemicaliën een dergelijk betoog ontmoedigden. Nadat ik felle uitlatingen over het massatoerisme had gedaan, iets waaraan wij allebei eveneens deelnamen, deelden we onze belevenissen en ervaringen in de Sixtijnse kapel, waar zij die morgen eveneens was geweest.<br />
<br />
Ik vertelde haar dat mij in vele gesprekken met Canadezen, Amerikanen, Zuid-Amerikanen en Australiërs, één ding opviel: iedereen zei dat hun land slechts over tweehonderd jaar geschiedenis beschikt. Ik vond dit erg vreemd omdat zij en hun voorouders in die gebieden kwamen, weldegelijk een eeuwenlange geschiedenis was met een minstens zo hoog ontwikkelde cultuur als die zij later meenden in te brengen. Een ontkenning van de verwerving van het gebied waar je woont, toont een stuk schaamte over de verwerving van het gebied. Zij deelde mee dat de oorzaak van dit alles ligt bij de geschiedenisboeken in hun land. Ze weten eenvoudigweg niet wie er voor hen, het land bewoonde. Het wordt uit de schoolboeken gelaten, net als het embargo op Cuba. Zij was tweemaal op Cuba geweest, maar moest dan wel reizen via de Caraïben of Venezuela, omdat er geen directe verbinding is tussen de VS en Cuba. ‘And nobody knows that,’ voegde ze eraan toe. De tijd kroop voort, het gesprek dreigde een vervelend betoog te worden en zo interessant was de oudere dame in kwestie niet voor mij. Ik wilde nog even de stad in en nam daarom afscheid van de rondborstige Amerikaanse en liet haar eenzaam achter; ze bedankte mij voor het aangename gesprek wat ik eveneens deed.<br />
<br />
Ik reisde via de Spaanse trappen naar de Trevifontein waar ik mijn belevenissen van die dag verwerkte in dit dagboek. Onderwijl staarde ik af en toe op van mijn schrift om te zien of de fonteintintelende ogen mij opnieuw zouden aankijken. Maar helaas, mijn romantisch fantastische geest was groter dan de werkelijkheid; ze was er ditmaal niet. ‘Dit is geen roman, waarin je iedereen kunt laten verschijnen of oprotten naar believen,’ sprak ik mijzelf in lispelende vermaning toe. Hoe graag ik jullie ook getrakteerd had op een liefdesavontuur bij de Trevi-fontein. Als ik daarover iets zou meedelen, dan zouden jullie mijn fantasie aanzien voor werkelijkheid. Om voor jullie en mij de kans op een een aangename liefdesgeschiedenis te vergroten, zal ik vanavond wel weer naar de Trevi-fontein gaan. Immers de locatie is goed, zelfs perfect, en ik heb gedronken van het water in de hoop enig liefdesgeluk te ontvangen van de Schepper. Maar geloven jullie het geschrevene dan nog wel?<br />
<br />
Ik trok verder via het Pantheon en het mollige olifantje van Bernini dat ik nooit over kan slaan, naar de Piazza Novana en keek naar de prachtige fonteinen van Bernini. Zijn mensen zijn allemaal wat molliger en kunnen mij uiterst bekoren. Hij weet de afbeeldingen perfect weer te geven, compleet met vetringetjes. Ook zijn bij hem de armen en handen mooier. Ik dacht op dat moment dat Bernini een groter beeldhouwer is dan Michelangelo. Een mening die ik bij het zien van de Piëta vandaag onmiddellijk neerschoot met mijn intellectuele pistooltje. <br />
<br />
Mijn boekje is inmiddels volgeschreven en ik heb het lege vervolgschriftje niet bij mij; daarom zal vanavond verder schrijven en jullie met deze woorden even achterlaten.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-6053188815041567202001-01-13T06:53:00.000-08:002010-08-09T08:45:58.440-07:00zaterdag 13 januari 2001<h6>19.30 uur, Rome</h6><br />
Eindelijk mag ik jullie weer begroeten en doe ik mijn schriftelijke mond voor jullie open. De stad Rome omhelsde mij gisterenavond vanuit het duister met een hartstocht en vurige liefde zoals alleen deze hoofdstad van de westerse wereld –en van mijn denken- dit kan doen. Het lawaai van brommertjes, ziekenwagens en stinkende bussen klonk voor mij als een welluide symfonie in de oren. Alles bleek onvindbaar te zijn, want het station bij de termen heeft een grootse gedaanteverwisseling ondergaan. Alsof het een ontwaakt is met een nieuw schild en een heuse mestkever is geworden. Die schoonheid die het nu bezit, was anderhalf jaar geleden –bij mijn laatste bezoek aan de stad- nog verborgen achter een houten beschutting. Nu zag ik gladgestreken vloeren en t.l.-verlichting gaf de hal de indruk van een ontvangsthal in een grote luchthaven.<br />
<br />
De metro was voor mij helemaal onvindbaar en de kaartjes voor de ondergrondse kon ik eveneens niet bemachtigen. Toen ik eindelijk, met de juiste kaartjes op zak, de juiste metrolijn probeerde te vinden, verstoorde een man mijn speurtocht. Hij sprak mij eerst enthousiast aan in het Italiaans en wilde niet geloven dat ik uit Nederland kwam. ‘Je verstaat Italiaans,’ riep hij. Mijn ontkenning mocht niet baten: ‘Je zit me te dollen, want je verstaat wel Italiaans.’ Een paar zinnen later ging hij toch over op Engels, omdat hij mij niets met zijn snelle gebrabbel duidelijk kon maken. Hij wilde mij duidelijk maken dat ik een andere bus moest nemen dan die in mijn dierbare reisgenoot Lonely Planet stond vermeld. Hij toverde voor mij totaal onbekende kaartjes uit zijn zak. In elk geval leken ze in de verste verte niet op de kaartjes die ik zojuist had aangeschaft.<br />
<br />
Zijn gezicht nam al een iets dreigender houding aan: ‘You take bus 911 and you are very fast there.’ Mijn wantrouwen steeg met de minuut en ik weigerde dapper. De beste bedrieger bleek niet zo eenvoudig van zijn bedriegelijke voorneming af te helpen. ‘I’am born at Rome and I know the way very well.’ De Romein probeerde mijn Hollandse eigenwijsheid nog altijd te trotseren; hij was niet van mij weg te slaan en bleef maar doordrammen. Totdat ik resoluut meldde niets van zijn aanwijzingen –hoe vriendelijk bedoeld- aan te trekken en mijn eigen route te nemen op mijn eigen wijze. Hij droop met een gezicht vol teleurstelling en boosheid af, alsof hij een zojuist gemarteld hondje betrof. Zijn pootjes hinkten met hem weg.<br />
<br />
In al deze verwarring moest er natuurlijk weer iets misgaan. Ik stapte de verkeerde metro in, waar ik twee haltes verderop achter kwam. De weg terug reed in een overvolle metro langs het perron. Daarin moest ik mij dus verwringen tussen de grote schare mensen en de vele stangen. Half gedragen door de massa stond ik daar leeg te zweten. Gelukkig pakte ik bij de overstap de juiste bus en daar kreeg ik hulp van een allervriendelijkste Romeinse. Ze wees mij zelfs de juiste plaats van bestemming: het Olympisch station. Haar vinger wees naar een walgelijk lelijke betonnen bunker, naar model van de vesting in Ravenna. Daar was dus de plek des onheils. De receptionist in het hotel verwelkomde mij met een zinnetje Nederlands: ‘âtelèik bedaânkt.’ Dat antwoordde de bebaarde onderkin mij toen ik hem het paspoort gaf.<br />
<br />
In de kelder at ik een rijkgevulde maaltijd en toen ik terugkwam in mijn slaapkamer, wachtte een nieuw drama mij op. De kamer waar ik de nacht zou moeten doorbrengen, bezat een fraaie oceaan van water op het vloerbedeksel. Langs de muren van de gang stroomde een fontein van vocht en de lavastroom van water vervolgde de weg naar mijn bed. Ik kon dit nieuw aangediende leed absoluut niet verdragen en liet een paar vloeken uit mijn mond varen. Ze zeilden rustig verder over het meer dat de vloer inmiddels bedekte. Onderwijl zag ik de Canadese organist driftig door de gang rennen met een groot aantal lakens onder zijn arm. Hij keek mij even aan met een lichte verbazing –hé, jij hier?- en veegde wat met de lakens over de vloer. Hij gaf mij een deel van de lakens om mee te werken aan de bouw van deze nieuwe lakendam. Zo kon onze kamer voor verdere rampspoed gespaard blijven. Ik werkte actief mee aan deze bescherming voor de nacht. ‘Ja, jij bent een Nederlander,’ verzuchtte de Canadees toen daar enige momenten later een prachtige lakendam in de deuropening lag. Het incident had mij echter dermate aangegrepen dat ik direct wegvluchtte en de eerste de beste bus in de richting van het centrum nam.<br />
<br />
De Trevi-fontein bereikte ik buitengewoon snel en ik luisterde naar eenzelfde geklater als er op dat moment ongetwijfeld langs de muren van de gang in het hotel droop. Wat is deze fontein toch prachtig. Neptunes beveelt over het water. Zijn vinger wijst naar de toeschouwer, met een grotere strengheid dan de dame in de bus naar het hotel wees. De gevleugelde paarden rijzen levensecht op vanuit het water als brute monsters.<br />
<br />
Ik tuurde naar dit uitgehakte toneelstuk en ik zag –in mijn verbeelding weliswaar- enige dolce vita’s in het water rondspringen. Ze droegen prachtige jurken. Ik staarde een tijd lang naar dit kunstmatig natuurlijke tafereel of een paar ogen met eenzelfde tinteling als het groenig klaterende water van de fontein, keken in mij. Ik wentelde mijn ogen guitig af naar de juiste tinteling. Ik kon het niet laten mijn blik korte tijd later weer in de zeegroene ogen te begraven. Nog altijd staarden ze mij aan. Mijn reisgenoot, de Loney planet, bood uitkomst. Een stem klonk op door het klaterende water heen. ‘Do you speak englisch?’ vroeg de stem mij. Ik keek in de richting waar het geluid vandaan kwam; het bleek de eigenares van de ogen te zijn. Ik knikte beleefd, doch vriendelijk naar haar en stamelde daarbij een mompelend ‘yes’.<br />
<br />
De dame in kwestie vroeg mij waar ik vandaan kwam, ‘the Netherlands’, wat ik deed, ‘student comperatieve literature’, etc. Ik antwoordde de vragen door hetzelfde terug te vragen. Ze was een Amerikaanse en was net anderhalve week in Rome. Ze studeerde ‘architecture’ en zou vier maanden in de hoofdstad van de Westerse wereld gaan verblijven. Nu zat ze hier bij de fontein te wachten op een film die dadelijk beginnen zou. Ik prees haar in jaloerse bewoordingen over de mogelijkheid om ‘architecture’ in een stad als Rome te mogen studeren. Ja, zij was er zeer gelukkig mee en haar ogen glinsterden nog meer met het water van de fontein mee.<br />
<br />
Tussen de vele pauzes door waarin ons stroeve gesprek verliep, sprak de fontein in het kletterende water; als een rivier die zijn weg afgelegd en nooit meer terugkomt. Zij bleef zitten op een drietal meters van mij af; ik zat in een gesculptureerde houding op de hoek van het bankje, alsof een leerlingbeeldbouwer mij ruim twee eeuwen terug op een verloren plaatsje voor de fontein uitgehakt had. De bezoekers zouden mijn schepper geprezen hebben vanwege zijn treffende voorspelling uitgehakt in steen, van de éénentwintigste eeuwse, oubollige mens.<br />
<br />
Ons gesprek vorderde een weinig, hoewel ik geprobeerd had het vuur warm te houden door af en toe een vraagje te stellen. Onderwijl staarden we elkaar en de fontein liefdevol en verwachtingsvol aan. Maar het water vloeide te hevig om een fel liefdesvuur te laten ontbranden. Daarom toog ik na haar advies in de richting van de Spaanse trappen om daar in mijn eentje nog na te genieten van dit romantische avontuur. Bij het weggaan wierp ik de fontein en haar guitig nog een blik toe. Zij staarde eenzaam op het bankje naar het glinsteren van haar eigen ogen. Even meende ik een teleurstelling in haar verwaterde blik te zien.<br />
<br />
In het hotel was het water niet gaan minderen en de lakentoevoer trouwens ook niet. Onhandig lagen ze verspreid over de grond en ze waren doorweekt van het vocht. Volgens de eigenaar kwamen de tranen van boven. Daar was geen verdekt Mariabeeld opgesteld, maar de damesbadkamer. Hij had die inmiddels gesloten en hij hoopte met deze rigoureuze ingreep de watertoevoer naar onze kamer te verminderen. Inmiddels trof ik met mijn Canadese kamergenoot de voorbereiding voor een heus deltaplan. We schoven de lakens met het water naar de gang terug en verstevigden onze dijk in de deuropening door meer lakens aan te voeren en deze vervolgens met de voeten aan te stampen. Om de nacht echt droog te houden, legden we voor de zekerheid een slaperdijk aan op een meter afstand van de echte, gelegen tussen de twee kasten die tegen de hoeken van de kamer stonden opgesteld.<br />
<br />
Vanmorgen ging ik het Vaticaans museum bekijken. Verwachtingsvol trok ik erheen in de hoop een leeg museum aan te treffen. Het tegendeel was het geval. Al was het minder druk dan bij mijn vorige bezoek in de zomer van 1999, er stonden toch rijen mensen voor de kassa’s en in het museum zelf was het eveneens niet rustig. Ik heb veel gezien, enkele schilderijen van Carravadigo en zijn school en veel antieke beelden. Voor de Laokoön stonden drommen Japanners en Amerikanen, die voor de beeldengroep stonden enkel om hun thuisfront te kunnen laten zien dat ze er werkelijk gestaan hadden. Tussen de flitslichten door probeerde ik de beeldengroep te bekijken. Het viel mij weer op hoe gedetailleerd het werk is. De prachtige kronkelingen van de slang en de lichamen van de heren. Alles in sublieme verhoudingen en levensecht. Tot aan de uitdrukking op het gezicht van Laokoön toe. Ik kan geen reden bedenken waarom je voor een foto bij al dat schoon zonodig met je eigen kop moet.<br />
<br />
De kamers van Rafaël deden mij de weifeling van Goethe begrijpen. Is hij nu beter of slechter dan Michelangelo. Wel luier: hij liet het grootste gedeelte door zijn discipelen schilderen. Toch sprak zijn werk mij erg aan. De prachtige verhalen van de vroegchristelijke kerk met Leo en Attila, die voor mij al waren gaan leven door de debuutroman van de schrijver Jan van Aken, zag ik terug samen met de kroning van Constantijn. Dit alles maakte ik mee door de prachtige verbeelding van Rafaëllo, of één van zijn leerlingen…<br />
<br />
De Sixtijnse kapel maakte mij echt stil. Ondanks de mensenmassa die de kapel vooral als een ontmoetingsruimte zag. De druk pratende menigte had zeker niets anders te doen onder deze prachtige cultuur; ik gaf mij ogen de kost en voelde spoedig een kramp in mijn nek van het vele staren naar de hemel. Michelangelo was een stuk vlijtiger dan zijn collega Rafaëllo, die een paar meter verderop schilderde. Vier jaar lang hing de grote beeldhouwer, die slechts incidenteel geschilderd had, onder aan het plafond. De mensen op de schilderingen lijken erg op de noeste en uiterst werkelijke beelden van de meester; misschien schilderde hij wel alsof hij aan het beeldhouwen was. Het lijkt wel of hij hakkend met het penseel aan het schilderen is geweest. <br />
Veertig jaar later heeft hij het laatste oordeel geschilderd op de wand; het werk is in een prachtige tint geschilderd. Het eerste tafereel dat hij op het plafond schilderde, was de zondvloed. Hier zie je dat hij nog zoekt naar een vorm en hij vindt deze al binnen het tafereel. De zondvloed is erg gedetailleerd, terwijl hij later schilderde alsof het beelden waren. Hierdoor gaan de afbeeldingen juist leven. In het laatste oordeel heeft hij zijn vorm helemaal gevonden, Ik vond dit het meest overtuigende element van Michelangelo. Ook al heb ik dit allemaal eerder gezien (de baard van Jezus is nog altijd fris geschoren), mijn bewondering is er niet minder om geworden. Nog voor ik de Sixtijnse kapel verliet, verlangde ik naar het volgende bezoek. Wat dat aangaat lijkt een bezoek aan de Sixtijnse kapel nog het meeste op douchen: als het gezien hebt, voel je je helemaal schoon. De oplettende lezer mag een wedergeboorte zien in deze metafoor; alleen ik voelde mij alweer vies voordat ik de kapel reeds verlaten had.<br />
<br />
De middag verbracht ik in de prachtige tuin van de Villa Borghese. Veel Romeinen had hetzelfde idee voor hun vrije zaterdagmiddag post gevat en er heerste in de tuinen een uiterst gezellige en gemoedelijke sfeer. Veel skaters passeerden mij en ik hoorde regelmatig een olijke kinderkreet opklinken vanuit het gewoel. Met vreugde las ik onderwijl Goethe. Helaas werd ik een aantal malen uit mijn lezen gewekt door nicotineverslaafden die mij vroegen om een sigaret.<br />
<br />
Het monument van Goethe, in de viale Goethe, heb ik eveneens bezocht. Tegelijk las ik op de sokkel zittend een gedeelte uit zijn reisverslag. Het beeld is een grootse sculptuur die een door de tijd veroorzaakte bruinige tint heeft. Voor het eerst deze reis kreeg wenste ik mij een fototoestel toe, want ik was bang dat woorden te weinig getuigenis gaven van het moment bij het standbeeld. Helaas kan ik niet tekenen, want dan had ik het in lijnen geschetst. Voor mijn gevoel is het woord hier ontoereikend voor. Via de Viale Goethe liep ik naar de villa om er uitgebreid te gaan kakken. De meeste museale toiletten zijn de beste en schoonste in haar soort die ik ken en zij horen altijd tot de vaste pleisterplaatsen tijdens mijn reizen. Wat dat aangaat neem ik de tips van de dak- en thuislozen altijd ter harte: gratis en voor niks mocht ik uitgebreid toiletteren.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-2379971402010705082001-01-12T06:37:00.000-08:002010-08-09T08:45:42.526-07:00vrijdag 12 januari 2001<h6>In de trein van Pisa naar Rome</h6><br />
Ik zie de zon in de Middellandse Zee zakken. Een mooi gezicht, zo vanuit een rijdende trein. Ik zit in het achterste rijtuig. Het is rustig, een paar mannetjes praten zacht met elkaar en houden hun hoeden op schoot alsof het een klein kind is.<br />
<br />
Eindelijk ben ik dan nu op weg naar Rome. Mijn haast leek meer op een traagheid en misschien zit daar wel een angst in verborgen. Ik wil graag naar Sicilië maar lijk het eiland voor mijzelf uit te schuiven.<br />
<br />
Vanmiddag hield ik een royale tussenstop om de kathedraal, het battistero en natuurlijk de scheve toren van Pisa te zien. Goethe is heeft deze plaats eveneens niet met een bezoek vereerd. De toren stond in Goethes tijd slechts drie meters buiten het lood. Een aantal jaren geleden stond hij viereneenhalve meter gebogen naar de aarde. De toren staat er troosteloos bij. Een enorm hekwerk geeft de toeschouwer de indruk dat eraan gewerkt wordt. Het pinakel wordt omhelsd door een netwerk van stalen kabels die vele tientallen meters verderop het gebouw voor een val moeten behoeden. Aan de andere kant van de toren, dus waar de toren juist verder van de aarde hangt, liggen loodzware blokken om eenzelfde soort effect te bewerkstelligen. Ook al is het ding beroemd om zijn scheve stand en de daaraan verbonden proef van Galileï, als zelfstandig gebouw is het een kunstwerk op zich. De vele pilaartjes geven het werk een eigen charme. Desondanks kan het gebouw niet op tegen het, eveneens ronde battistero (de doopkapel). De gebouwen steken met de kathedraal mooi af door de ruimtelijke werking van het grasveld. De aandacht kan zo niet verglijden naar andere schoonheden.<br />
<br />
De kathedraal straalt alure en schoonheid uit. Een enorme façade geeft de ingang aan, die achter blijkt te zitten, maar dat ligt aan dat idiote toerisme natuurlijk. Vanwege de vele bezoekers moet er een zekere circulatie van de bezoekers door de kerk gaan, waarbij tegemoetkomend verkeer niet geduld wordt. Het interieur vond ik overweldigend, bijna oosters doet het aan. In de kerk hangt de beroemde kroonluchter van Galileï. Niet dat de beste man dat ding gemaakt heeft, maar hij zag de kroonluchter tijdens de kerkdiensten aan. Niet het woord gods openbaarde zich aan hem, maar het heen-en-weer schommelen van het ding aan het meterslange touw, trof hem. Hierdoor ontdekte hij dat de slingertijd van een slinger losstaat van de amplitude -ik heb het ook maar uit een reisgids hoor-. Deze materie zal ik ongetwijfeld tijdens mijn saaie natuurkundelessen gekregen hebben. Opvallend genoeg wordt het meterslange touw door een horizontaal bevestigd koord vastgehouden. De slingertijd van de kroonluchter valt hierdoor niet meer waar te nemen. Sterker nog: de kroonluchter hangt een beetje ‘uit het lood’ door het horizontale koord. Vreemd eigenlijk dat ze zoiets doen. Zijn ze bang dat het ding tegen de muren van de kerk zal slingeren. Gezien de lengte van het touw is dat niet onmogelijk. In elk geval kan niemand de waarneming van Galileï niet meer waarnemen, zelfs al is de preek saai. Het ding hangt echt aan het verhaal vast, want de kroonluchter valt enigszins uit de toon met de rest van het interieur.<br />
<br />
Met smart en een lichte weemoedigheid verliet ik overigens vanochtend Florence. Het hotel was zo mooi en mijn medereizigers waren zo buitengewoon vriendelijk tegen mij. Gisterenavond sprak ik nog met de Canadese medereizigster over mijn ervaringen tijdens de reis. Ze was niet alleen in de Nederlandse literatuur geïnteresseerd, maar bleek een warme belangstelling te hebben voor elke literatuur van het land waar ze was. De Franse vertalingen bleken niet erg vaak te vinden te zijn in de Italiaanse winkels. Ze is kunstenaar en de afgelopen maanden had ze tijdens haar lange trip veel inspiratie opgedaan. Deze ideeën zou ze over enige weken verwerken in haar atelier in Montréal. Nu was het er nog stervenskoud; ze sprak over zo’n 50 tot 60° onder het vriespunt. Als ze zou terugkeren, dan zou de temperatuur behoorlijk gestegen zijn, tot zo’n 30°. Ze haatte Canada in de winter, maar omhelsde het in de zomermaanden. Vandaar dat ze de winterslaap liever in het warmere Europa deed. De zomervreugde volbracht ze liever in de warmte van haar geboorteland –iets waar ze met een grote liefde in haar stem over sprak. Dan zou ze zich weer kunnen overgeven aan haar weefgetouwen en breiwerkjes.<br />
<br />
Helaas heb ik ook geen woorden gerept over mijn tocht gisteren naar één van de vele gallariën die Firence rijk is. Aan de rivier stond een hele rij van deze aangename kunstwinkeltjes. Ik stapte één van die toko’s binnen en staarde enige minuten aandachtig naar het prachtige beeld dat vlak naast de ingang stond. De eigenaar liep al enigszins achterdochtig achter mij aan en plotseling keerde ik mij –tot verbazing van beide- om. Ik zag de angst in zijn ogen opwellen, omdat de snelle beweging een waardevol en kostbaar beeld zou kunnen omwerpen. Nadat alles op zijn pootjes leek terecht te komen, wist hij in een aantal luttele seconden zijn achterdocht om te werken in een vriendelijke blik.<br />
<br />
Ik vroeg of het allemaal replica’s waren die daar zo stonden uitgestald –ik had al een paar Davids mogen aanschouwen in alle maten die maar denkbaar waren-. Nee, er zaten zeker een paar originele werken tussen en hij wees naar een afzichtelijk beeld dat het onmogelijk tot een replica geschopt zou kunnen hebben. ‘We hebben er zelfs een paar moderne beelden tussen zitten,’ antwoordde hij. Gelukkig liet hij mij vervolgens met rust en toog aan het werk in zijn kantoortje, die door de ramen aan alle kanten voldoende controle over mij bood. Een kwartier later groette ik de man beleefd, complimenteerde hem met zijn mooie galarie en vertrok. Hij knikte tevreden en was blij dat ik zijn heiligdom verliet.<br />
<br />
In hotel vertelde ik die avond met de welbekende rozen, geuren en kleuren. Ik zou mij hebben gedragen als een museumdirecteur die de beelden bijna omstootte. Ik vroeg de galariehouder naar de nieuwste kunstwerken van Firencistische afkomst omdat ik in april 2002 een tentoonstelling wilde organiseren in mijn museum. Natuurlijk geloofden ze mijn verhaal niet, maar mijn Engels bleek voldoende daadkrachtig te zijn om hen in een schaterlach te doen uitbarstten. Ze konden de rozen wel waarderen en dat terwijl ik in mijn toeristenkloffie natuurlijk nooit een museumdirecteur zou kunnen nabootsen.<br />
<br />
Op straat verkopen veel negers hun waar. Ze hebben grote posters, zonnenbrillen en horloges bij zich in handzame koffers. Ik dacht dat dit praktische goed het doel diende om de verkoopwaar op verantwoorde wijze te vervoeren, totdat ik gisteren een groep negers zag wegrennen. Een politieauto reed de straat binnen. Ze hadden hun waar in no-time in hun koffers gestouwd en waren in geen velden of wegen meer te bekennen toen de politiewagen langs hun verkoopplek reed.<br />
<br />
Tijdens het avondeten gisterenavond zat ik naast een wonderschoon meisje. Ze had prachtige kijkers met een zachtbruine tint. Haar gezicht werd omarmd door eenzelfde kleur haar. Ze was druk in de weer met het gesprek met haar twee andere tafelgenoten, een jongen en meisje van haar leeftijd. Het Engels dat ze sprak was duidelijk te volgen. Het gesprek leek voornamelijk over sex te gaan en af en toe keek ze mij verlegen aan als ze zag dat ik haar aanstaarde. Wanneer onze ogen elkaar kort-even ontmoetten antwoordde ik met een blos op mijn wangen. Zij dronken onderwijl hun wijnglazen leeg die de wijn uit de twee lege pakken hadden bevat. Ze gedroeg zich ook wel dusdanig, naar de aard van het aantal wijnglazen dat ze op moest hebben. Een rond buikje ter grote van een forse voetbal rustte op haar schoot. <br />
<br />
Waarschijnlijk zorgde de alcohol ervoor dat ze me durfde aan te spreken, want ik zou het niet gedaan hebben. Ik werd eigenlijk met de minuut verlegener, maar zij wist het ijs te breken door een vraag te stellen over het pakje met wijn dat voor mij stond. Ze vroeg mij of de wijn die ik dronk lekker was. ‘Ach,’ zei ik zo argeloos mogelijk, ‘het is niet goed en niet slecht.’ We spraken wat verder over onze reizen. Ze kwam uit Australië en was met haar twee vrienden vier weken op reis in Italië. Ze was zojuist gearriveerd uit Napels en had enkele dagen daarvoor Messina (Sicilië!) aangedaan. De Australische schoonheid vertelde dat het er lekker warm was. Ik zei dat ik daar juist heen wilde gaan en was erg verheugd van haar te vernemen dat het daar nu juist mooi weer is. Ja, je kon er gewoon in een t-shirt rondlopen en je werd zowaar bruin ook. Ze liet enigszins uitdagend haar welgevormde armen zien om te tonen dat ze werkelijk lichtelijk bijgekleurd was. De zon in Messina had haar daadwerkelijk een licht tintje gegeven.<br />
<br />
Over de mannen in het Zuiden was ze iets minder enthousiast en naar ik begreep, vormde dat de voornaamste reden om naar het Noorden te trekken. ‘Iedereen spreekt je aan,’ zei ze met een ergerlijke blik in haar mooie ogen. Dat is geen wonder, dacht ik, want een dergelijke schoonheid kan je alleen negeren met een verlegenheid die ik alleen lijk te bezitten. Ze nodigde me uit om mee te gaan naar de film die weldra draaide, maar ik vertrok liever naar een rustig tafeltje om mijn aantekeningen verder uit te werken. Zo zie je maar, mijn werk is mij heiliger dan de liefde!<br />
<br />
Misschien dat ik vanwege haar met een lichte pijn in mijn hart het hotel vanmorgen verliet. Een pijn die niet leek te worden weggenomen door de prachtige belofte van Rome die nu op mij staat te wachten. Want met het panorama van de schitterende stad Firence, liet ik een prille romance van mij wegglijden.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-26593825253778081382001-01-11T06:36:00.000-08:002010-08-09T08:45:27.853-07:00donderdag 11 januari 2001<h6>Firence</h6><br />
Bij het monument voor Michelangelo begon het te regenen. Dat was voor mij het signaal dat ik eindelijk mocht gaan. Lange tijd had ik gestaard naar de belichte Duomo, het stadhuis en zoveel andere kerken en gebouwen. De bergen gaven met hun lichtjes aan waar ze zaten. Als sterren aan het uitspansel van de hemel rond de glinsterende maan: de stad Firence. Wat is het toch een verstandige keuze geweest om de stad Firence aan te doen, dacht ik toen ik daar stond. Mijmerend over de stad en mijzelf…<br />
<br />
Firence blijft een mooie stad, ook al denk je hem reeds te kennen. Ik zag de dingen die ik nog niet gezien had. Altijd is er wel een schilderij of een gebouw in restauratie. De schoonheid neemt alleen maar toe. Net of je in een café zit en een mooie dame ziet zitten. Ze blijkt er dagelijks te zitten en iedere keer dat je er weer komt, zie je haar zitten. Je besluit op een dag de schone aan te spreken, want ze zit zo dicht naast je. Iedere stap die je die je dichterbij haar brengt, ga je haar schoonheid mooier vinden. Die pukkel daar rechts van het oor, is helemaal niet lelijk. Nee, het maakt haar juist beduidend charmanter. En na een jaartje of tien, nee, er vliegt zelfs vijftig jaar huwelijk overheen, dan blijk je haar alleen mooier te vinden. En niet alleen omdat je vijftig huwelijksjaren met haar hebt gedeeld. Haar schoonheid van buiten en van binnen heb je beter leren kennen, maar nog niet leren doorgronden.<br />
<br />
Dat gevoel gaf Firence mij ook, ook al woon ik hier niet en verblijf ik geen vijftig jaar –ik haal zelfs geen vijftig dagen- in de stad. Haar hart doet mijn hart op hol slaan. Bevond ik mij in de jaren voordat ik Firence kende, mij nog in de hel, de eerste aanblik liet mij de zachte helling van de louteringsberg zien. Ik meen nu zelfs de contouren van een waar paradijs te hebben gezien, maar dat kan ook schijn zijn. Misschien is het hele leven wel een goddelijke komedie geworden na het zien van Firence.<br />
<br />
Goethe is deze grap volledig ontgaan, wat ik overigens vreemd vind. Hij stopte kort-even in deze stad en vertrok. Deze daad is op zijn minst aanmerkelijk, aangezien hij best wel iets van de verzameling van de De Medici’s had mogen zien. Ook al waren deze belangrijke bestuurders enige jaren voor zijn bezoek uit de stad verjaagd. Hij had zeker de David voor het stadhuis kunnen bekijken. Die stond daar immers nog in originele staat. Hij hoefde het niet met een achteloze kopie te doen, zoals ik. Maar Goethe liep alleen de Duomo even snel weer uit als dat hij er ingegaan was. Goethe had daar een goede reden voor: hij had haast! Al zijn geluk en zijn gehele wedergeboorte meende hij in Rome te kunnen vinden. Ook op de terugweg, anderhalf jaar later, liet hij de stad links liggen. Iets waar hij zijn gehele leven spijt van heeft gehad.<br />
<br />
Jammer, want het zien van de monumenten had zijn levensbeeld ongetwijfeld veranderd. Natuurlijk vond hij veel in Rome; maar zeker niet alles! Wanneer hij Firence had aangedaan, was zijn oeuvre anders geweest, hoewel dit speculatie achteraf is. Ik krijg zo langzamerhand de indruk dat Goethe helemaal niet van Dante hield. Misschien wist hij niet eens van zijn bestaan af. In Firence is Dante geboren en in Ravenna is hij gestorven. Beide steden liet Goethe voor wat ze waren en deed of niet met een bezoek aan, of liep er met zevenmijls laarzen overheen.<br />
<br />
Vanmorgen stapte ik als eerste in de richting van de bibliotheek van de familie De Medici, in het klooster naast de S. Lorenzo gelegen. Michelangelo heeft de ruimte ontworpen en de vorige keer dat ik Firence aandeed, was het boekenpaleis in een restauratie. Ongelooflijk was de indruk die deze ruimte op mij maakte. Het betreden van de hal, bracht me al in een extase. De trap geeft het volmaakte evenwicht weer: je komt hoe dan ook altijd bij de ingang terecht. Ook de zaal met in Middeleeuwse snit staande leesbanken. De opstelling vertoont grote gelijkenis met de Middeleeuwse librije in Zutphen. Hier waren alleen meer leesbanken en ze stonden prachtig achter elkaar opgesteld. <br />
Het interieur is in strak grijs gesteente opgetrokken. Alles in het volmaakte evenwicht. De combinatie met de witte vlakken en de ramen maken het evenwichtsbeeld alleen maar completer. Dit alles geeft een statige en steriele indruk. Voldoende om een boek ter hand te nemen en aan het lezen te slaan. Ongelooflijk was de indruk die deze ruimte op mij maakte. Het betreden van de hal, bracht me al in een extase. De trap geeft het volmaakte evenwicht weer: je komt hoe dan ook altijd bij de ingang terecht. Ook de zaal met in Middeleeuwse snit staande leesbanken. De opstelling vertoont grote gelijkenis met de Middeleeuwse librije in Zutphen. Hier waren alleen meer leesbanken en ze stonden prachtig achter elkaar opgesteld. Het interieur is in strak grijs gesteente opgetrokken. Alles in het volmaakte evenwicht. De combinatie met de witte vlakken en de ramen maken het evenwichtsbeeld alleen maar completer. Dit alles geeft een statige en steriele indruk. Voldoende om een boek ter hand te nemen en aan één van de banken te lezen. Zo word je gelukkig: met een boekje in een hoekje.<br />
<br />
Toen ik, op een hoekje, eventjes wilde gaan zitten, klonk er echter een luid geschreeuw van een suppoost. Kort daarvoor stond ze nog ontspannen met haar andere vrouwelijke collegae te praten, maar nu staarde ze boos in mijn richting. Ik was de enige bezoeker van de sacrale ruimte, dus het geschreeuw kon onmogelijk van een ander afkomstig zijn. Ik dacht dat ik wel haar oplettendheid kon bestelen, maar het tegendeel was waar. Vreemd eigenlijk want in een bibliotheek hoor je toch te zitten en te lezen. Had ze geen vingers voor mijn bilnaad kunnen houden, zodat ik toch eventjes mocht zitten. Nee, ze zijn hier onverzoenlijk hard. Op een monument van de grote meester hoor je niet te zitten; zelfs al is het ontworpen om erop te zitten.<br />
<br />
Ik bezocht later de Duomo. Daar zag ik het schilderij met Dantes hel, de louteringsberg en de hemel. Hij stond er parmantig voor en het hemelse Jeruzalem vertoonde grote overeenkomsten met Firence. En gelijk heeft de maker van dit schilderij natuurlijk ook. Weer verbijsterde mij de fresco’s op de schitterende koepel. Hier komen Dante’s hel en hemel thematisch weer terug in de dag van het laatste oordeel. Je ziet in het werk de lagen van de verschillende fases terugkeren. Het geheel is opgedeeld in drie delen en geven een angstwekkend beeld van deze laatste dag. Het perspectivisch effect werkt erg goed. De helderheid van de schildering –ongetwijfeld door de laatste restauratie- viel me weer op. Jammer dat ik ook hier niet even kon zitten om een minuutje naar dit prachtige schepsel te kijken. Mijn blik werd even afgeleid door de komst van een bevallig meisje. Ze keek even naar boven, lispelde wat tegen haar vriendin en liep weer door. Haar bevalligheid had het plotseling verloren, want ik kon niets anders doen dan haar voorbeeld niet te imiteren, maar naar boven te kijken.<br />
<br />
Ik deed in de stad mijn internetactiviteiten en vertrok naar het museum Galaria d’Uffizi. Aldaar liet ik mij overdonderen door de Renaissancistische schilder- en beeldhouwkunst. Erg oogstrelend allemaal, maar het meest voelde ik mij aangetrokken tot Botticelli’s ‘Nascita di Venere’ en ‘Allegoria della primavera’. Deze schilderijen hingen in eenzelfde zaal en zo kon ik duidelijk de overeenkomsten tussen de schilderijen zien. De persoon van Venus lijkt op de Maria van het schilderij ‘Madonna della melagrana. Allebei bezitten ze een zelfde soort oogopslag en ze hebben allebei een vrijwel identieke kin. Alleen houden ze het hoofd schuin in tegenovergestelde richting. Je zou zeggen dat hij voor beide schilderijen hetzelfde model heeft gebeld.<br />
<br />
De vreugde voor het voorjaar (‘Allegoria della primavera’) wordt gevierd door zwangere vrouwen. Cupido schiet zijn pijltjes vrolijk in het rond. De vrouw die naast Venus in het schilderij van haar geboorte, in doeken gehuld is, vertoont eveneens de kenmerken van een zwangere vrouw. Dit natuurlijk omdat ze net Venus gebaard heeft. Ook al doet de geopende schelp iets anders vermoeden. De engel in de gedaante van een man met vleugels, bezit grote overeenkomsten met de engel die naar bij het voorjaarsfeest met een speelse blik in de richting van de zwangere vrouwen blaast. Het is de god van de wind. De opgebolde wangen vind ik nog het mooiste van deze man/engel.<br />
<br />
De schilderijen bezitten dus grote overeenkomsten met elkaar. Desondanks blijft de geboorte van Venus het mooiste schilderij. Ik vind dat Botticelli de erotische spanning van de licht verhulde dames erg goed weet te creëren. Zoals hij de –soms doorzichtige- kledij om de lichamen weet te snoeren. Het maakt het schilderij echt levensecht. De naakte vrouwen vind ik lichamelijk niet altijd even sterk geschilderd. De armen zijn niet mooi, terwijl het wel één van de belangrijkste lichaamsdelen van een mens is. De benen komen ook niet altijd mooi over. Over de andere blote lichaamsdelen kan ik maar beter zwijgen.<br />
<br />
De heilige familie van Michelangelo herkende ik ook onmiddellijk. Michelangelo lijkt de lichaamsbouw van de mens toch beter weer te geven dan Botticelli. Als ik kon schilderen, dan zou ik mij met hart en ziel aan de mooie lichaamsdelen als buik, borsten, armen en benen wijden. Maar ja, ik kan niet schilderen… Als ik kon schilderen, dan zou ik ongetwijfeld een bekend schilderij kopiëren en daar een suppoost tussen schilderen. Je zou maar suppoost zijn in die Botticelli-zaal. Ik weet zeker dat het schilderij er iedere dag anders zou gaan uitzien –net als de eerdere geliefde en de stad Firence-. De suppoosten hier praten alleen maar wat met elkaar of zitten braafjes te puzzelen. Iets wat ik echt niet begrijp. Mijn droombeelden over de suppoost zijn misschien wel een idee voor een mooi verhaal. Als ik niet schilderen kan, moet ik maar schrijven.<br />
<br />
De bus blijft voor mij een groot probleem. Altijd pak ik de verkeerde of stap ik te laat of te vroeg uit het gevaarte. Door al die perikelen deed ik over mijn terugreis naar het hotel meer dan een uur. Het gaf mij zeere voeten en veel ergernis. Gelukkig was ik net op tijd voor het avondeten, waardoor ik er extra van kon genieten.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-75673084747114199232001-01-10T06:29:00.000-08:002010-08-09T08:45:10.882-07:00woensdag 10 januari 2001<h6>Florence</h6><br />
De Belg zijn bevindingen bleven beperkt tot: ‘wat een mooi weer vandaag’; en: ‘ben je daar en daar geweest?’ Hij wachtte mijn antwoord niet eens af en zei meteen: ‘Mooi hè?’ Diepe beschouwingen over geloof, hoop en liefde bleven gelukkig uit. Hij ratelde aan één stuk door en keek onderwijl in een brochure over Basel. Mijn verhaal ving hij niet op, want hij vroeg de vragen enkele momenten na de antwoorden. Zoals: ‘Ben je al in Venetië geweest?’; of :‘Blijf je nog een nacht hier in Ravenna,’ terwijl ik mijn tas al aan het inpakken was. Vooral vanmorgen kwam hij goed op dreef. Ik heb deze kostbare eerste uren nodig voor het ontwaken. Hij bleek echter nog wakkerder dan een fris hoentje te zijn.<br />
<br />
In de trein naar Bologna besloot ik de rest van mijn dag daar door te brengen. De avond wilde ik voor Florence gebruiken. De dag op reis naar Ravenna had mij geleerd dat in de middaguren geen jeugdherberg open is. Ik zat in de stoptrein op een onbeduidend tweederangs lijntje en zag een groep kakelende kinderen ergens bij een nietszeggend dorpje binnenstappen en bij een groter dorp, of misschien zelfs een klein stadje, uitstappen. Ongetwijfeld gingen ze naar de Scuola Elementare of een vervolg daarop.<br />
<br />
Mijn orgeldocent Erik van Bruggen raadde Bologna aan vanwege de prachtige orgelcultuur. Volgens hem zou dit de enige stad in Italië zijn waar op orgelgebied nog wat te beleven valt. De rest zou alleen maar zwaar verbouwde troep zijn. Ik kom hier tot eenzelfde conclusie. Op het terrein van orgels stelt Italië weinig voor, niets zelfs. En het ‘paradijs’ Bologna heeft meer weg van een stuk bos ter grootte van een krant. De weinige villaatjes tegen de heuvel heb ik alleen van zien, mijn oren mochten het geluid van de appetijtelijk aandoende instrumenten niet bekoren. Ik zag wel één van de oudste orgels van Italië, maar het beeld dat op mijn pupil had moeten staan, is er niet. Het desbetreffende instrument in de S. Petronio was zo weggemoffeld rond het altaar, dat ik het front nauwelijks kon ontwaren. Daarbij beletten de talloze pilaartjes mijn weg, zodat ik onmogelijk het ommuurde Jericho kon veroveren. Zelfs al liep ik zevenmaal om het verborgen instrument heen –voor volledige rondjes werd mijn weg teveel versperd- mijn gebed van omvallende paaltjes kreeg geen gehoor. Voor de cd’s die in een vitrine gestald waren voor verkoop, was ik te laat. Ik zag ze nog liggen tijdens de openingstijd van het winkeltje, maar toen ik ’s middags een reuzenaanschaf wilde plegen, was de museumwinkel gesloten.<br />
<br />
Zeker, Bologna doet niet onder voor menig Nederlandse stad. De oude gebouwen; het formaat van de S. Petronio en vooral de onafheid (lees: onvoltooidheid) ervan. Het kleine orgeltje in de kapel van de S. Domenico deed mij eveneens iets. Maar dat doen meer gebouwen en orgels, daar hoef ik niet persé voor naar Italië. Zou ik mijn rijke culturele belangstelling beginnen te verliezen? Vanmiddag zag ik een vaas ergens in een vitrine staan. Vol belangstelling stiefelde ik erop af, maar bij het zien van het kaartje waarop de uitleg van het voorwerp stond, maakte zich een viel mijn verwachting van de culturele afgrond: het ding was nog gloednieuw: het voorwerp stamde uit de 16e eeuw! Dat betekent toch waarlijk niets!<br />
<br />
Niet dat ik spijt heb van mijn bezoek aan Bologna. Ik kan iedereen vermeldden: ik ben er geweest; maar ik begin te merken dat het dagelijks zien van mooie gebouwen en prachtige kunstwerken mij tot een cultureel verwend mormel maken. Het krijgt iets van een luimende werking op mij. De verbazing van weleer maakt plaats voor het uitbuiken na een overvloedige maaltijd. Ik krijg totaal niet het gevoel en inzicht van ‘het opnieuw geboren worden’-syndroom; of het ‘opnieuw door de baarmoeder gaan’-gevoel; zoals menig Italië reiziger voor mij had. Is het de vergiftiging van onze tijd die daar debet aan is? Tegenwoordig kan je virtueel door een museum sjokken, terwijl je thuis lekker in je luie stoel zit. Geen lastige zeurgrage en snurkende Belgen meer om je heen; geen doodzware rugzakken meer op de rug; geen onbetaalbare pizzatentjes meer! Nee, nu hoef je alleen maar in te loggen en voor het overige hoef je alleen maar de instructies op het scherm te volgen. We are living in 2001! You know babe!<br />
<br />
Ik nam de verkeerde trein vanaf Bologna en kwam uit op een station ver buiten Florence. Ik liet mij teveel leiden door het Sicilië gevoel, aangezien de trein zou doorrijden naar Agrigento. De sfeer in de oude, roestige en asbakloze trein was erg gemoedelijk. Een mannetje met een even oud en roestig karretje reed door de gang en probeerde zijn koffie te verkopen door met een belletje te klingelen. Een dikke vrouw, gehuld in meters rok, liep luid schreeuwend en mopperend achter een kind aan, terwijl ze het af en toe een kwade mep op het achterwerk gaf. In de coupé naast mij voerden twee mannen een luidkeelse discussie, die als ik de taal verstond, woordelijk te verstaan was. Het leek meer op een oorlog dan een gesprek. Alleen de bommen en granaten ontbraken. Mensen, afgeladen met koffers, plastic zakken, dozen en andere ongemakken liepen door het smalle gangetje. Daar moet ik zijn, dacht ik enkel. Die gedachte bleef mij beheersen, zelfs toen ik op het verkeerde station terechtkwam.<br />
<br />
In de coupé waarin ik zat, stapte gelijktijdig een erg vriendelijke jongen. Hij vroeg aan mij, in het Italiaans, of ik er bezwaar tegen had als hij een sigaret rookte. Ik maakte hem duidelijk dat ik geen Italiaans sprak. ‘Sorry,’ merkte hij op en stelde –hoogstwaarschijnlijk- dezelfde vraag in het Engels. Ik antwoordde dat ik er geen enkel bezwaar tegen had, dit was toch immers een rookcoupé en zelf lustte ik er ook wel eentje. Hij zei vervolgens dat hij het altijd eventjes vroeg omdat er nogal eens mensen bezwaar maakten, zelfs in een rokerscoupé, waar je dergelijke taferelen toch kon verwachten.<br />
<br />
Hij zat er lekker onderuitgezakt bij en las een Italiaans glamourtijdschrift. Ik vroeg mij af of de beste man werkelijk een Italiaan was. Zijn handen scharrelden in zijn jonge rode baardje en zijn haar bezat eveneens dit rossige kleurtje. De beste man kon onmogelijk een Italiaan zijn, maar ik wilde hem niet al teveel storen. De trein gleed uiterst traag door het overigens zeer fraaie landschap. Rond de stad Florence bezit het landschap een uitermate vriendelijke uitstraling. De roodharige man –hij kon niet veel ouder zijn dan ik- merkte op dat de trein altijd uiterst traag reed, maar dat kwam, volgens hem, doordat deze trein niet zo belangrijk was. ‘Maar het is de enige trein die op het station .X. stopt. De rest stopt daar niet en ik moet daar zijn.’ Hij was op weg naar zijn vriendin en ik vroeg hem of deze trein dan niet op het centrale station stopte. ‘Nee, deze trein stopt niet bij station Santa Maria Nuovo.’<br />
<br />
Mijn analyse klopte; hij was inderdaad niet Italiaans. Hij kwam uit Denemarken en studeerde nu in Bologna muziekwetenschappen. Hij was vervuld van de Italiaanse opera, met name Verdi stond hoog op zijn lijstje van muzikale voorkeuren. Daarom was hij naar Italië gegaan, want hij wilde persé op Verdi afstuderen. Hij vroeg wat ik deed; ik studeerde. Maar wat? Nou, ik studeer Comparitive literature, meende ik. Ik wilde niet de zaak nog ingewikkelder maken dan het als is, door de Nederlandse taal er ook nog eens bij te halen en dat terwijl ik op dit moment alleen vakken voor mijn studie Nederlands volg. O, dat had hij ook gedaan in Denemarken. Maar hij vond dat hij nog niet klaar was en daarom ging hij in Italië muziekwetenschappen studeren.<br />
<br />
Het Italiaans had hij redelijk snel onder de knie gekregen. Het scheelde dat hij een Italiaanse vriendin had, voegde hij eraan toe. Want na een jaartje beheerste hij de taal tot aan het zogeheten academische niveau. Met het volgen van de college’s had zodoende weinig tot geen moeite. Ik reageerde enthousiast op zijn verhaal, want ik verwens mij eenzelfde lot. We stapten het station uit en hij vroeg waar dat jeugdhotel dan niet was. Hij meende dat de afstand makkelijk te lopen zou zijn vanaf het station. Maar voor mij begon op dat moment een kwelling. Het vinden van een jeugdherberg in een grote stad blijft voor mij een bevalling. –ik wordt niet gebaard, maar ik baar waarna ik voor mijn gevoel eerder opgebaard wordt-. De Lonely Planet, die ik zojuist in Bologna gekocht had, bracht weinig uitkomst. De Deen kon mij ook weinig helpen en een toegesnelde Italiaan, hielp mij ook een weinig. Toen ik de lange straat doorliep en de brug eindelijk bereikte, bedacht ik mij dat de jeugdherberg vinden een nodeloze bevalling zou zijn. Ik besloot naar het station terug te keren en een trein naar dat Santa Maria Nuovo te pakken. In de Lonely Planet stond deze route namelijk wel beschreven, dit in tegenstelling tot de problematiek waar ik nu voor stond.<br />
<br />
Deze reis verliep betrekkelijk rustig en ik stapte zelfs bij de juiste bushalte uit. Ik liep de door de buschauffeur aangewezen straat in. Bij de ingang van een park, stond een vriendelijke dame naar mij te zwaaien, die zojuist nog in de bus zat. Ik stond een beetje verbaasd uit mijn ogen te staren en negeerde haar wenken. ‘Nee,’ schudde mijn hoofd defensief, daar moest ik niet zijn. Het meisje draaide zich om en liep het park in. Ik keek nog eens goed en zag boven het ingangsportaal duidelijk zichtbaar een bord waarop stond dat daar de jeugdherberg was. Zodoende volgde ik het meisje op de lange weg, over heuvels, naar de jeugdherberg.<br />
<br />
Maar de Lonely Planet heeft gelijk: het jeugdhostel van Florence, is werkelijk één van de mooiste van Europa. Voor mij doemde een schitterende villa op, wat nog meer weghad van een klassiek kuuroord en de hal waar de receptie gevestigd was, vormde een overweldigend decor. Een hoge koepel boven mij met de prachtigste schilderingen van goden en godinnen, deed mijn oordeel alleen maar eer aan. Ik regelde snel mijn kamer en liep door de lange gangen als een negentiende eeuwse burger die zijn hotelkamer opzoekt. De rugzak op mijn rug, deed de gebruikelijke kruiers vergeten, maar voor de rest voelde ik mij als een groot dichter die zijn maandenlange verblijf in de schone kunststad Florence tegemoet trad.<br />
<br />
De medegasten bezitten hier een buitengewone vriendelijkheid, dit in tegenstelling tot de halsstarrige houding van met name de Venetiaanse medegasten. Hier spreken ze je gewoon aan en passeren je niet zo schuchter als je ze in het gangpad tegenkomt. Ik sprak tijdens het gebruik van mijn maaltijd met een jongen uit Chili. Zijn pafferige uiterlijk liet mij zien dat hij niet tot de armste mensen van zijn land behoorde. Zijn Engels was uitermate gebrekkig en ik hoorde de ene constructiefout na de andere.<br />
<br />
Mijn kamer deel ik met een Canadese organist. Een meisje uit hetzelfde land, dat borduurt en al maanden door Europa reist, stond gezellig met ons te praten toen we buiten op de veranda een sigaretje rookten. Ze vroeg mij naar enkele Nederlandse auteurs, want ze wilde deze auteurs graag lezen. Wel moesten er Franstalige vertalingen van zijn, want deze taal vond ze een stuk prettiger om te lezen dan Engelse vertalingen. Ik beval maar Mulisch en Grünberg aan, dan weet ze gelijk hoe triest het met onze literatuur letterlijk en figuurlijk gesteld is. De Australiër die erbij stond, bleek zelfs Blauwe maandagen –Blue Monday’s voor hem- gelezen te hebben. ‘Amazing,’ was het enige dat hij kon uitroepen als reactie.<br />
<br />
Het gezelschap deed mij vervullen van een buitengewone vreugde. Iedere natie bleek hier wel te zijn vertegenwoordigd, behalve dan medelanders. Er stond bij ons een heerlijke negerin uit New York, die over haar geboortestad in termen van ‘fucking’ sprak. Als zij een kind had, dan zou ze hem nooit laten opgroeien in deze verschrikkelijke stad. ’s Avonds kan je er zelfs niet lopen zonder ‘gun’ op zak. Maar ze had hoofdpijn van de heimwee naar haar geboortestad. Het vele lopen in Europa had ’ten pounds’ van haar gewicht doen verliezen. ‘I’am missing home,’ zei ze met bedreumelde stem en de tranen stroomden over haar wangen. Onderwijl smeet ze wild met een citroen tegen de muur. ‘A natural medication’ tegen de hoofdpijn. Daar komt meer sap van, beweerde ze tijdens één van haar worpen.<br />
<br />
Kortom, ik voel mij hier wel thuis. Eindelijk omringen mij mensen, na het beton van Ravenna en de gore mannetjes in Venetië krijg ik het gevoel eindelijk rust te vinden. Misschien komt het ook wel door het pand, want het is werkelijk de mooiste villa. Hier kan je niet als reiziger onverschillig doen; je groet warempel iedereen die je tegenkomt. De muren verwelkomen je in alle oprechtheid en de fresco’s van de receptiehal kussen je liefderijk. Ik word geboren! Onderwijl vraag ik mij af of de gereformeerde trutten zich daarvan bewust zijn. Zouden ze al ontdekt hebben dat ik al langere tijd zomaar verdwenen ben? En zouden de plantjes al uitdrogingsverschijnselen krijgen. Hun plons begint immers al aardig op te drogen…Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-57606387586044459782001-01-09T06:24:00.000-08:002010-08-09T08:44:53.871-07:00dinsdag 9 januari 2001<h6>16.45 uur, Ravenna</h6><br />
Ik begin er langzaam aan gewend te raken: het snurken van kamergenoten. Eén van de twee Italianen, een man die ik ’s avonds vlak voor het slapen voor het eerst zag, bleek ook aardig het geknor van een varken te kunnen nabootsen. Voor het slapen gaan, gorgelde hij geruime tijd in het doucheje en hij kleedde zich uitgebreid om in het nauwe gangetje tussen de twee stapelbedden in. Zijn gelaat was mager uitgestreken en zijn bruingrijze haren gaven aan dat hij al op leeftijd was. Correct vertoonde zijn dunne haar, een smalle naad, gepositioneerd rechts van het midden. Een ouderwets bruinig bloesje, hangend aan witte strepen, maakte plaats voor een witte pyjama, hangend aan bruine strepen. Ik zag een gerimpelde buik, opgesmukt met rimpelige pitten in de huid. Hij knikte mij beleefd een goede nacht, stapte in het bed en snurkte zichzelf de slaap in. Een enkele maal werd ik gewekt als de vredige snurk stopte. Het luisteren naar de stilte, hield mij dan wakker. Maar gelukkig duurde die hinderlijke stilte nooit te lang, want een nette boomzagen, bracht mij weer in slaap.<br />
<br />
In de morgen sprak de gestreepte Italiaan mij aan. Hij had de bruine strepen inmiddels verhangen voor de witte. Ik vertelde in mijn steenkolenengels dat ik rondtrok door Italië en daarom Ravenna aandeed. Hij vervolgde zijn ondervraging met de vraag waar ik vandaan kwam. ‘Holland,’ stamelde ik. Zijn ogen flikkerden lichtelijk op en zijn engels sloeg plotseling om in een taal die ik ook herkende. ‘O, maar dan kunnen we met elkaar praten.’<br />
‘U spreekt Nederlands,’ antwoordde ik verrast.<br />
‘Jullie noemen het Nederlands, ja.’<br />
‘Waar komt u dan vandaan?’ Het was een beetje een dubbelzinnige vraag omdat ik duidelijk hoorde dat hij een Belgische landgenoot was. ‘Uit België.’<br />
‘Ach ja, ik spreek Nederlands en ik hoop dat u mij een beetje kunt verstaan. Aangezien ik het Vlaams nog altijd niet voldoende machtig ben,’ zei ik bij wijze van grap en vooral als verwijzing naar zijn kritische uiting over het begrip Nederlands. Hij snapte het echter niet. ‘Nu, wij kunnen elkaar toch verstaan, hè?’ Ik knikte vol begrip. Alles was in elk geval glashelder geworden. Vooral ook omdat ik het Vlaamse accent in zijn snurk van vannacht niet kon plaatsen. Nu, vielen alle puzzelstukjes op zijn plaats. Wat stom dat ik de nationaliteit van de man op de Italiaanse schatte. Niet alles werd mij duidelijk. Vooral de grauwe kledij van de man kon ik niet nader identificeren.<br />
<br />
Ik vertrok en liet de Belg achter mij. Ik had meer belangstelling voor de Byzantijnse kunstschatten dan in een discussie over het noord-zuid-verschil. De prachtige mozaïeken deden de Belg snel vergeten. Ik kan niet begrijpen waarom Goethe deze schitterende stad rechts heeft laten liggen. En dat terwijl hij zo dicht in de buurt was. Zijn zucht naar Rome was ongetwijfeld zo groot dat hij Ravenna liet voor wat het was. Door dit grote verlangen zou hij zeker de concentratie hebben gemist om rustig naar de wonderschone plaatjes van steen te kijken. De muren en koepels van de vroeg-christelijke gebouwen zijn bezaaid met het steen. De schoonheid van de mozaïeken overstijgt de stenen puzzels van de San Marco in Venetië. Deze bewijzen van geloof zijn stuk voor stuk ware kunstwerken.<br />
<br />
De subtiliteit en de perspectiefwerking van deze inlegfiguren zijn werkelijk kunstzinnige hoogstandjes. Om maar niet te beginnen over de monumentale indruk die de koepelkerk San Vitale op mij maakte. De koepel, waar later een schildering op is aangebracht in barokke stijl (1780), wordt omringd door twee geheel doorlopende zijschepen. De pilaren die dit hele bouwwerk ondersteunen geven de kijker de indruk dat hij in een door pilaren overgoten moskee staat. Achter de twee rijen van pilaren, zie je het middengedeelte. Maar het oog wordt direct getrokken door de absis. Hier is royaal met gekleurde steentjes gewerkt. Hier wordt flink gestrooid met symbolen en bijbelvertellingen. Ik kon in vrijwel iedere afbeelding het verbeeldde bijbelverhaal herkennen. Maar ik ben natuurlijk ook wel iets meer exegetisch onderlegt dan de gemiddelde Nederlander.<br />
<br />
Wat zou de pastoor hier in 554 hebben gesproken? Zou hij gewezen hebben naar het offer van Kaïn en dat vergeleken hebben met het offer van Abel? Of zou hij zijn vinger gestoken hebben naar het Jeruzalem dat achter hem afgebeeld stond. We weten het helaas niet, maar de getuigenissen van de afbeeldingen laten wel zien hoe dicht de makers bij de bijbel stonden. Tot in de subtiele details toe, zoals de lach van Sara toen Abraham van twee vreemdelingen te horen kreeg dat de bejaarde Sara over een jaar een kind zou hebben. Wat mij eveneens verwonderde waren de groene dolfijnen die de figuren in de bogen dragen. De beesten dragen met de staarten in elkaar gevouwen de heiligen. Het moet in die tijd al een eerbiedwaardig dier geweest zijn. Irene zou hier haar dolfijnenhart kunnen volgieten.<br />
<br />
In het mausoleum van Galla Placida, werd ik getroffen door het blauw waarmee de sterrenhemel was vervuld. De sterren staan voor engelen en die sfeer ademt het mausoleum zeker uit. De kleur van het blauw deed mij aan het indigo van Oliver Sachs denken. Daarnaast liepen er heel wat herten en duiven door de afbeeldingen. Vreemd eigenlijk dat het duivensymbool zo vaak afgebeeld is in oude kerken en dat terwijl de levende pendant met angst geweerd wordt uit die monumenten. Bij de ingang van de San Vitale zag ik een grote kolonie van deze vogels hun heil uitstrooien en uitkoeren. Onderwijl sloop een kat door het monument, zich van geen cultuur bewust. Voor het best was het gewoon de snelste weg naar…<br />
<br />
Als ik ieder mozaïek zou beschrijven zou dit mij nog meer tijd kosten dan dat ik ze kan zien. Daarom laat ik mijn beschrijving hier ophouden. Mijn twijfels over mijn verblijf in Ravenna verdwenen in elk geval na het zien van deze onbeschrijfelijke schoonheden.<br />
<br />
<h6>22.05 uur, Ravenna</h6><br />
In zijn Italiaanse reis rept Goethe met geen woord over de Italiaanse dichter Dante Aligheri. Waarschijnlijk bezocht hij daarom Ravenna niet. Dante, geboren in Firence, werd als gelauwerd dichter naar Ravenna verbannen vanwege zijn kritische uitingen in de richting van het heersende gezag. Nu is Ravenna trots op deze banneling en eert de stad hem op alle mogelijke manieren. Een complete wijk is naar hem vernoemd, waarbij de hoofdstraat eveneens de naam van de dichter heeft gekregen. Aan het einde van deze straat, staat als een pronkstuk het mausoleum. Over de beenderen is lange tijd gestreden, maar sinds 1936 schijnen ze er echt in te liggen.<br />
<br />
Zo’n graf zegt mij niet veel, zelfs de koperen bloemenkrans in het monument zag ik licht grijnzend aan. Het museum en de bibliotheek, zijn een prachtig eerbetoon, maar ze deden mij eveneens weinig. Ik denk dat de kracht van een schrijver in zijn werk zit en niet een reliëf waarop hij schrijvend staat afgebeeld. Hij heeft trouwens een ander boek naast zich op de lessenaar staan, dat vind ik merkwaardig. Opnieuw spreek ik de wens uit ooit zijn Dividia Comedia (goddelijke komedie) te lezen, die in mijn boekenkast als een dood gebeente rust. Weliswaar in een vertaling. De dikte van het boek en de zwaarte van de woorden, houden mij tegen. Ik wilde het boek meenemen, maar ik zou het onmogelijk kunnen uitkrijgen en mijn rugzak zou nodeloos zwaar worden.<br />
<br />
Ik verliet de tombe en stapte in de nabij gelegen San Lorenze. Onderweg sprak een meisje mij aan voor een sigaret. Het noodzakelijke vuur had ze zelf bij de hand. Het meisje glimlachte toen ik het aanbood. Ik verwonder mij telkens over de manier waarop je hier iets aanbiedt en bedankt. Je zegt hier niets als je iets geeft. De ontvanger zegt ‘grazie,’ waarna de gever ‘prego’ antwoordt. Een manier die ik wel kan waarderen. Zodoende zeg ik overal ‘grazie’ op en krijg altijd het prachtige ‘prego’ als antwoord.<br />
<br />
In de San Lorenzo bekeek ik de in het water verdronken crypte. Enkele vissen zwommen over de eeuwenoude mozaïeken vloer. Ze waren zich niet bewust van de grote artistieke waarde van de bodem waarover ze heen cirkelden. In de kerk zag ik het Spaanse gezinnetje weer lopen, die ik eerder bij de San Vitale had gezien. Een prachtig meisje met stijl, gitzwart haar keek me opnieuw in de ogen. Wat kunnen mensen toch ontzettend mooi zijn, overdacht ik. Gewoon in een spijkerbroek en niets bijzonders eigenlijk, maar ze was een aangename afwisseling op alle artistieke schoonheden die ik voor mijn kiezen had gekregen.<br />
<br />
Ik wandelde de San Lorenzo uit. De achteruitgang bracht mij in een vervallen binnenplaats. Ik zag een vrouw die een peuter op haar arm droeg, een vervallen schuurtje ingaan. Nieuwsgierig als ik was, stapte ik eveneens de deur binnen. Ik moest even aan het halfduister wennen. Toen mijn pupillen open genoeg stonden om iets te kunnen ontwaren, ontdekte ik een enorm schouwspel voor mij. Het complete kerstverhaal was immens groot voor mij uitgebeeld. Allerlei poppen bewogen met een lelijk kerstliedje mee. Ik hoorde de aandrijving zoemen. Sterren draaiden in de felste schitteringen rond, een fonteintje waterde, herders wiegden met hun heupen, engelen vielen uit de lucht en de arme Jezus draaide rond in een kribje. Voor mij was het toneel een verassing. Dat er temidden van al die kunst, zoiets kitscherigs kan staan. De moeder met het kind, staarde met mij naar het bedrijvige schouwspel. Als een madonna met het kind, wiegde ze met de kerstliedjes mee. Het kind schaterde van vreugde en wees met het handje naar al de bewegende figuren. Dat was voor mij het moment om voor de kitsch te vluchten.<br />
<br />
Vanavond, toen ik op weg was naar het restaurant, aanschouwde ik het natuurtafereel van de maansverduistering. Ik heb regelmatig dit natuurfenomeen gezien, dus ik liep zonder op te letten verder. In mijn puberjaren mocht ik een keertje een maansverduistering meemaken die ik nooit meer vergeten zal. Het was koud winterweer en ik fietste in de vroege morgen mijn krantenwijkje. Ik verwonderde mij over de maan die steeds roder werd en er schoof een donkere hellende schijf overheen. Ik wist niet dat er die nacht een maansverduistering zou komen en in al mijn gelovigheid verwachtte ik dat de komst van de Messias niet lang op zich zou laten wachten. Het kon in een paar uur geschiedden, maar ik handelde zoals de grote kerkhervormer Luther beweerde. Hij had ooit gezegd (werd mij verteld): ‘Zelfs al wist ik dat Jezus morgen op aarde zou terugkeren, dan zou ik vandaag nog een boom planten.’ De mensen kregen hun krantje dus netjes bezorgd. Ik ontdekte pas later bij de bestudering van dezelfde krant dat het om een maansverduistering ging. Het weer was prachtig geweest, dus ik had het geheel goed kunnen bekijken.<br />
<br />
Ditmaal was het weer beduidend minder. Af en toe schoot een dun wolkje voor de verduistering en maakte daarmee het zicht op dit gebeuren minder goed. Op het moment dat ik het restaurant binnenstapte, passeerde een kelner mij met een buitengewoon hoge snelheid. Ik wist niet wat er gebeurde, want het leek om een brand of zo te gaan. De schade bleek enorm mee te vallen. Hij ging alleen maar bij de mensen op het trottoir staan om gezamenlijk te kijken naar het schuiven van de schaduw van de aarde over de maan. Ik zat nog maar nauwelijks aan het tafeltje, of het hele restaurant volgde het voorbeeld van de kelner. Binnen korte tijd was het restaurant leeg en het stukje stoeptegel bij de ingang vol. Iedereen wilde zich aan deze gratis voorstelling van de natuur laven.<br />
<br />
Ravenna kent veel fietsers; er zijn zelfs enkele fietspaden. Ik dacht dat alleen het Nederlands een woord voor fietsen kende, maar hier rijden ze de sokken van je voeten. Op de meest krakkemikkige toestellen rijden ze. Vaak zie ik de dingen meer aan voor een verzameling stalen buizen met toevalligerwijze twee ronde vormen erbij. Bij de vrouwen zit regelmatig een kind achterop. Ik leef intens met de kleine schepsels mee als ik ze over de ribbelige stenen in de dorpsstraat zie meedrillen. Dit zou ik geen gebruiksvriendelijke lift van moeder willen noemen. Het hoofdje deint mee met het geluid van het stalen ros, maar de kleintjes geven geen kik. Ze schateren het hoogstens uit van plezier.<br />
<br />
Ik heb al afgegeven op de verschrikkelijke wijk waarin het hotel gelegen is. Vanaf het station moet je in een kaarsrechte beweging lopen, met slechts één knik onderweg. De straat is schaars verlicht en wordt omarmd door kanariegele betonnen kolossen. De flats zijn onuitsprekelijk lelijk. Soms staat temidden van deze socialistische woningbouw plotseling een villa, met een hoog hek eromheen. Het hek kan ik wel begrijpen, maar de villa?<br />
<br />
Vanavond maakte ik een interessante gebeurtenis mee. Ik verkeer nog altijd in de experimentele fase. Ik lag rond de klok van half acht in mijn bed een boek te lezen. Maar ik legde het weg en ging de lichtknopjes van mijn kamer proberen. Ik ontdekte een hoofdschakelaar en moest dat ding natuurlijk op de ‘0’-stand zetten. De kamer verkeerde van het ene op het andere moment in een grote duisternis, maar de knop wilde niet meer naar de ‘1’ terug. De pogingen om het ding weer in oorspronkelijke staat te herstellen, mislukten jammerlijk genoeg. Ik droop gedwee af naar de receptie om het door mij veroorzaakte probleem uit te leggen. De man liep braaf met mij mee de trap op, want mijn gelogen verhaal was zo onduidelijk dat hij het met eigen ogen wilde zien. Hij probeerde dezelfde handeling als ik deed, maar dan in negatieve zin. Eerst gebeurde er niets en de duisternis bleef overheersen. Weldra probeerde hij het nog eens en zijn gouden vingers wisten met een knip het licht weer aan te krijgen. Ik moet ook met mijn a-technische klauwen van dergelijke technische apparatuur afblijven!<br />
<br />
Wellicht zullen jullie je erover verbazen dat ik met nog geen woord over het Italiaanse uitgaansleven gerept heb. Kroegtijger en half afgezaagde barkruk die ik ben, doet mij dit ook verwonderen. Een lichte verbijstering maakt zich, net als bij jullie, van mij meester. Maar ik moet jullie en mijzelf teleurstellen. In Venetië was na achten geen fatsoenlijke tent meer open en viel er geen zier meer te beleven. Ik heb zelfs de engelen boven de S. Marco zien dansen. Hier in Ravenna slaat de klok geen ander geluid. Weliswaar is hier vlakbij de jeugdherberg een jongerencentrum of iets in de trant van een buurthuis, maar van een spannend uitgaansleven valt er niet veel te zien. Hoogstens doen de vele scooters voor het omhekte gebouw iets anders vermoeden.<br />
<br />
Ook over de Italiaanse vrouwen heb ik nog weinig losgelaten. Hier geldt echter mijn verlegenheid. Ik zag vanmiddag een prachtig –Spaans?- deerntje in lange broek in de S. Vitale. Maar mijn hoofd liep alleen rood aan toen ze dichtbij de stoel stond waarop ik zat. Niet dat ik zo verlegen werd, maar ze stond net voor het hert geschilderd in minuscule steentjes waar ik net mijn oog op had gericht. Kortom, geen spannende verhalen over mij en de vrouwen. Voor de spannende verhalen verwijs ik naar de bellettrie die hier in grote stapels in de kiosken ligt.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-82711021173155073382001-01-08T06:16:00.000-08:002010-08-09T08:44:37.349-07:00maandag 8 januari 2001<h6>11.45 uur, in de Trein van Venetië naar Bologna</h6><br />
Mijn reis zet zich vandaag weer voort. Zojuist ben ik de ‘interregionale’ naar Bologna ingestapt. Ik heb mijn tocht naar het station van Venetië met boot nummer één, door het ‘canale grande’ afgelegd. Dit alles was om afscheid van de stad te nemen. Voor de laatste maal zag ik de grootse paleizen aan het kanaal. Deze innige omhelzing en hartstochtelijke tongzoen ging met een huilen van de stad gepaard. Ze kon ons afscheid niet beter opluisteren, dan dat ze nu deed. De regen gaf mij op het voordek alle ruimte om samen met mijn rugzak al het moois nogmaals te zien.<br />
<br />
Vanmorgen werd ik gewekt door de sirenes die mij en de bevolking van Venetië waarschuwden voor een nieuwe golf springtij. Het water stond weer even hoog als gisterenavond en de regen maakte alles nog triester dan het al was. Als ik gebleven was, had ik werkelijk niet geweten wat ik zou gaan doen vandaag. De tijd was rijp genoeg om een excuus voor vertrek te verzinnen.<br />
<br />
Voor het slapen gaan, las ik gisteren nog het Venetië-gedeelte van Goethes reis. Hij maakt zich hele andere zorgen. Hij houdt zich bezig met het vuil dat overal in de stad ligt. Tegenwoordig zijn de smalle steegjes ongewoon schoon. Je ziet elk moment van de dag mannen en vrouwen van de vuilophaaldienst met karretjes de vuilnis ophalen van de huizen. Ze bellen bij iedere inwoner aan om de zakken met afval aan te nemen. Ze leggen het vuil op de karretjes en lopen ermee naar de boot, waarin al het afval afgevoerd wordt.<br />
<br />
Goethe ziet de toekomst van Venetië niet somber in. Volgens hem zakt de zeespiegel juist en maakt hij zich meer zorgen over de dreigende verzilting. Wat een verschil met onze tijd. Ik zag juist een waterovergoten San-Marco-plein en veel steegjes waren tijdelijk als alternatieve gracht in gebruik. De mooie paleizen hadden alle een ondergelopen benedenverdieping en veel gebouwen lieten een vervallen indruk bij mij achter. Ik denk dat het verval twintig jaar na het bezoek van Goethe intrad. De troepen van Napoleon kwamen toen de vrijheid van de stad ontnemen. Sindsdien is de stad een gewild object voor allerlei vreemde volkeren. De Oostenrijkers bombardeerden de stad vanuit luchtballonnen toen de stad in verzet kwam tegen hun overheersing. De 19e eeuw heeft nog altijd zijn werking op de stad, die zo kort na het bezoek van Goethe het verval op bezoek kreeg.<br />
<br />
Nu ben ik op weg naar Firence, hoewel ik ook graag Bologna wil bezoeken. Een grote groep Amerikanen uit het jeugdhostel in Venetië is mij voorgegaan. Ik ben bang dat ik het de hele reis met dezelfde lelijke koppen moet doen. Onder de lelijke gezichten was eveneens een schrijver. Een magere jongen zat, net als ik, achter een tafeltje in de hal te schrijven. Alleen ontbrak bij hem het flesje wijn, een goede gewoonte die ik hem ook zou willen aanraden. Maar ik heb geen zin in een gesprek met die gast. Collega’s ontmoeten is nooit leuk, zeker niet als je op vakantie bent.<br />
<br />
<h6>20.30 uur, Ravenna</h6><br />
Mijn impulsiviteit en mijn onzekerheid zijn twee karaktereigenschappen die slecht samengaan. De impulsiviteit brengt veelal een overdosis onzekerheid teweeg en de onzekerheid maakt een grote hoeveelheid impulsiviteit los. Daar ben ik vandaag weer achter gekomen. Zo zat ik in de trein naar Firence en liet ineens de gedachte in mij loskomen om eerst Ravenna aan te doen. Hiermee sloeg ik het reisadvies van vriend Michael in de wind. Hij zei kort voor mijn vertrek: ‘Houd je aan één reisdoel: Sicilië.’ Ik sla het zonder genade in de wind en stap uit bij de eerste de beste halte: Ravenna.<br />
<br />
Dit bracht een hoop gedoe teweeg. Bij dat gedoe kwam natuurlijk ook mijn vertrouwde onzekerheid om het hoekje kijken. Om half drie kwam ik aan op het station. Ik dacht de afstand van het station naar het jeugdhostel wel lopend aan te kunnen. Uiteraard bereikte ik de plaats, maar ik was wel afgepeigerd. Het hotel bleek potdicht te zitten. Vervolgens vroeg ik mij af of het hostel überhaupt wel open zou zijn.<br />
<br />
Ik besloot maar te wachten tot na vijven en keerde naar het station terug. Mijn loodzware metgezel propte ik in een kluisje. Nu had ik de vrije rug om de stad te verkennen. Opnieuw verkennen, omdat ik in de zomer van 1999 de stad vluchtig bezocht. Toen maakte de stad een overweldigende indruk op mij en ik wilde er absoluut nog een keertje naar toe. Maar dan wel rustig, want de vorige keer had ik haast. Dat is nu het geval, maar het lege hotel, de idiote wijk waarin het hotel gevestigd is en de bedrijvige drukte in de stad, ontmoedigden mij zeer. De stad is wel mooi. Ik zag de fraaie, oude kerkgebouwen uit de vroeg-christelijke, byzantijnse tijd. Mijn hart draaide met het zien van al die prachtige bouwkunst, weer enigszins bij. Tijdens mijn wandeling viel het op dat de stad uitpuilt van de boekhandels. Ik liep slechts anderhalf uur door de stad en kwam in die tijd meer dan een handvol gespecialiseerde boekhandels tegen. Om nog maar van de vele kiosken te zwijgen. De meesterwerken van de westerse wereldliteratuur liggen voor schappelijke prijzen in de boekhandels. De mensen moeten hier een grote leesbehoefte kennen, aangezien dergelijke winkels anders binnen de kortste keren failliet zouden zijn verklaard. Ik zag in elk geval zoveel boeken, dat ik de rest van mijn leven aan lezen zou kunnen besteden. Helaas was de taal voor mij onbegrijpelijk.<br />
<br />
Italianen zijn, zoals Goethe ook meldt, uiterst vriendelijk en hartelijk. Misschien ligt dit ook aan het gegeven dat ik nu een beetje buiten de toeristenzone val. Ze geven je geen aandacht als je ze vragend aanstaart. Maar als je iets vraagt, krijg je de volle medewerking als degelijk antwoord. Ze willen je zelfs verder helpen, als ze zelf het antwoord niet weten. Bij mijn aankomst vanmiddag, vroeg ik een man of hij mij de weg naar het ‘ostello dei giovianni’ kon vertellen. Een vrouw die erbij stond, bood mij op een bepaald moment zelfs om mij ernaar toe te brengen. Als bevestiging zwaaide ze met een bos autosleutels, alsof ik deze kon winnen na de lift. Ik weigerde beleefd, omdat mijn Praagse ervaringen nog iets te vers in het geheugen waren. Het wantrouwen was natuurlijk grote onzin, omdat het met een gemeende hartelijkheid en spontaniteit gepaard ging. Dit zou nooit een overval tot gevolg kunnen hebben, maar ik wilde het zekere voor het onzekere nemen.<br />
<br />
Een tweede ervaring met de hartelijkheid van de Italianen, kreeg ik na mijn wandeling door de stad. Ik vroeg een man naar welk perron ik moest, om de juiste bus naar het jeugdhostel te nemen. De bus reed namelijk twee richtingen op en ik wilde graag de juiste richting opgaan. De man sprak geen Engels en rende met mij achter zich aanhobbelend het hele stationsplein over om een engelstalig persoon te vinden. Hij sloeg een vrouw aan de haak, die ondanks haar engelstaligheid, mij het antwoord schuldig moest blijven. Desondanks rende zij, even later, ook het plein over, waarachter ik met mijn volle rugzak opnieuw waggelde. Het moet een komisch gezicht geweest zijn. Alsof een moedereend gevolgd werd door haar laatste kuikentje, met een loodzwaar broertje op de rug.<br />
<br />
Binnen de korste keren verzamelde een grote drom mensen op het plein, zich rondom mij en de behulpzame moedereend. Het antwoord viel nu wel. Ik moest aan de overkant van het plein de bus, lijn één nemen en de buschauffeur vragen waar ik uit moest stappen. Maar de behulpzame lieden lieten mij niet met rust. Toen de bus na minuten eraan gereden kwam, rende een tweetal mensen naar de buschauffeur om hem van de vreemdeling in te lichten. Ik voelde mij onmiddellijk thuis tussen deze vriendelijke mensen. Over eerste hulp valt hier niet te klagen.<br />
Het hostel ligt echter in een wijk vol afzichtelijke flats, op ongeveer een kwartier lopen van het station. Met rugzak gebruik je het dubbele van deze tijd. Vandaar dat ik de eerste loopervaring graag wilde missen en ik nam de bus. Gelukkig bleek nu het hostel wel geopend te zijn. Het hostel is een achterlijk grauwgrijze betonnen bunker, waarin je zelfs je ergste vijand niet zou laten verblijven. Op mij na, verblijft hier vrijwel niemand, wat ook wel begrijpelijk is. Ik geloof dat ik en de twee Italianen op mijn kamer de enige twee bezoekers van deze bunker zijn. De grote hal is fel-lelijk verlicht en wordt niet opgefleurd door een enkele reiziger. Een lot dat mij op Sicilië nog meer te wachten staat. Ik kan mij niet voorstellen dat hier op een dag alle 240 bedden tegelijk bezet kunnen zijn. Maar misschien doet de katholieke jeugd in de zomer wel wonderen.<br />
<br />
Wat het eten betreft, werd ik gedwongen een restaurant te vinden. De eetgelegenheden in deze buurt zijn dun bezaaid. Als ze er zijn, dan zijn ze gesloten. Gelukkig vond ik nabij het station een pizzeria. Daar liet ik de vier seizoenen via mijn tong, mijn maag inrollen. Het restaurant zat vol met mannetjes, die te beroerd zijn om hun eigen potje te koken. Het verliefde stelletje uitgezonderd. Ik verkeerde dus in goed gezelschap.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0tag:blogger.com,1999:blog-8919322386589293488.post-59808282650797527892001-01-07T06:13:00.000-08:002010-08-09T08:44:17.268-07:00zondag 7 januari 2001<h6>11.00 uur, Venetië</h6><br />
Vandaag lukt het niet echt om wakker te worden. Om 8.30 uur werd ik met een schok wakker. De nacht heb ik heerlijk doorgebracht, slechts om twee uur werd ik gewekt door een wild gesnurk boven mij. De geluidsbron was een Bob-Dylan-achtig type; iemand die erbij loopt in kledij en haardracht uit de tijd van zijn vader. Hij maakte een voor mij nog onbekende snurk, afgewisseld met fraaie fluittoontjes boordevol passie en overgave. Tussendoor liet hij ook nog tijd vrij voor het tandengeknars: ‘daar zal het geween zijn en het tandengeknars.’ (Matth. 22:13). Deze gedachte trooste mij dan ook zo sterk, dat ik gelijk de slaap weer kon vatten.<br />
<br />
Een uur na het opstaan, zat ik dan eindelijk op de boot. Slaapdronken was ik kort ervoor in een douchecel gestapt, had snel het broodje gegeten en de thee gedronken (thee is het beste alternatief, aangezien de oploskoffie ondrinkbaar is), waarna ik zonder trui de boot opsprong. Dat ik zonder trui was, constateerde ik toen de boot uit varen ging. De kou deed mij dermate rillen, dat ik de volgende halte alweer uitstapte, om zo snel mogelijk een boot terug te nemen. Gelukkig was ik nog net op tijd om mijn trui op te diepen uit mijn kluisje. Deze jeugdherberg sluit namelijk om half tien.<br />
<br />
Het lukt mij nog altijd niet om tot de wereld van de levenden te behoren, mijn halfslapende blik verblijft liever in het land van de dromen. Ik denk dat ik gisteren meer gedaan heb, dan goed voor mij was. Op weg naar het station, op boot nummer 1, ontdekte ik dat het water nog altijd redelijk hoog stond. De meeste huizen moeten het met kelders doen waarin een laagje water als vloerbedekking dient. Ik begrijp dit ongemak niet, in Nederland spreken we al van een ramp als een dijk lichtelijk op barsten staat. Wanneer er slechts een mogelijkheid bestaat dat hij door zou kunnen breken, verhogen we dezelfde maand nog de dijk. Hier laten ze het water al jaren toe en praten slechts over een stormvloedkering. Misschien dat een revolutionair tegen het dogenpaleis moet plassen om de magistraten tot een besluit te doen komen. Want wanneer de Venetianen willen overleven, moet er echt iets binnen afzienbare tijd komen, aangezien de voeten nu al niet meer droog blijven. Maar ik geloof dat de Venetianen wel een beetje van de ondergang en het verval houden en daarom geen besluit nemen.<br />
<br />
Gisteren schreef ik al over de vervallen huizen. Wat mij opvalt is dat hier veel huizen gerestaureerd worden, of beter gezegd: ze worden aan het oog onttrokken door steigers waarvoor een net gespannen is. Op het net staat vaak afgebeeld hoe het huis eruitziet, of eruit zou moeten zien. Ik denk eerder dat die huizen echter in een zo’n vervallen staat zijn dat ze er maar steigers omheen gezet hebben. Borden die aangeven dat het om een restauratie zou gaan, overtuigen mijn vermoedens niet. Immers, wat heb je aan een restauratie als je huis binnen een afzienbare tijd niet meer bereikbaar is via, maar onder het water. De barbediende in het hotel vertelde ik van het overstroomde San-Marco-plein. Hij vond het een groot probleem het water en zei dat dit ieder jaar rond deze tijd gebeurde. Eventuele maatregelen liet hij achterwege in zijn praatje. Hij leek vrede te hebben met de ondergang.<br />
<br />
Vanuit de boot zag ik nog meer verval. De kerken, die nog gewoon in gebruik zijn, maar toeristisch gezien waarschijnlijk oninteressant zijn, tonen muren waarvan de laag stucwerk vrijwel geheel verdwenen is. Ook zijn er muren goeddeels af afgebrokkeld zijn. Op de daken groeien bomen en struiken, terwijl een dakterras echt niet door de architect ontworpen was. Ik zou graag een modern mens willen zijn, die voor een hoognodige restauratie pleit, maar ik ben een oubollige romanticus, die er met liefde naar kijkt.<br />
<br />
Het verval in Venetië heeft slechts met één ding te maken: ze breken hier niets af. Alles laten ze hier staan en op deze manier treedt het verval in. De gebouwen die het meest instortingsgevaar vertonen, worden opgevangen door een restauratie. Die hier veelal tot een steiger plaatsen beperkt blijft. Een stad leeft alleen maar doordat oude huizen afgebroken worden en er nieuwe gebouwen voor in de plaats komen. Dit hoeft niet per definitie lelijk te zijn. Wanneer een goede architect in de arm genomen wordt, kan dit een mooi effect opleveren. De goede architect moet natuurlijk wel respect hebben voor het stadsbeeld en de bestaande gebouwen om het nieuwe gebouw. Dit is, om het verval een halt toe te roepen en de stad niet een vervallen indruk te geven, de enige oplossing. Een stad leeft door zijn gebouwen. Nieuwe gebouwen geven aan, dat wij er ook nog zijn. Wij de moderne mensen, moeten niet alleen leven in het verleden. Wij moeten ook het nageslacht tonen dat wij er geweest zijn. Dat kunnen wij niet doen door te tonen hoe zuinig we geweest zijn op de gebouwen van onze voorvaderen.<br />
<br />
Misschien hebben mijn indrukken van ‘de vervallen stad’ voornamelijk met de weersomstandigheden te maken. Een zonnetje doet wonderen en maakt van het lelijkste gebouw een waar paleis. Nu regent het af en toe en wordt de zon geweerd door een dik pak wolken.. Het is nat droog, zoals ik het noem. Prima weer om door een stad te kuieren, maar slecht genoeg om overal verval in te zien. Ik denk dat het weer hier niet van de Alpen afhankelijk is, zoals mijn reisgenoot Goethe beweert. Daarvoor ligt de Alpen te ver van Venetië af. In heel Europa is het op dit moment mistroostig weer en niet alleen ten zuiden van de Alpen. De temperatuur is hier echter zeer aangenaam, een graad of 12 schat ik. Perfect weer om de stad lopend te leren kennen. Ik krijg hoogstens koude voeten, doordat ze nat zijn en mijn voeten worden bedekt door een dikke laag modder, die hier over de straten verspreid ligt.<br />
<br />
In Venetië lopen erg veel zwervers rond. In menig boothokje (equivalent voor bushokje) ligt op een bankje een zwerver. Gisteren lag er een zeer triest geval op een dergelijk bankje. Hij verspreidde een geur van van stront, zweet en pis. Het hele hokje rook ernaar. Naast hem stond een karretje tjokvol met plastic tassen. Hij was druk doende met een slaapzak, waar ik mijn hond niet eens op zou laten slapen. Alle wachtende passagiers stonden buiten het hokje. Ook al viel er een lichte regen, de lucht die de zwerver bij zich droeg, was zo ondragelijk dat je slokdarm naar een tegengestelde beweging uitdaagde. Ik was de enige die in het hokje zat, maar dat ligt aan mijn bekendheid en immuniteit met deze luchtjes.<br />
<br />
Zojuist werden hier, in de stationsrestauratie, enige zwervers weggejaagd. Een man die zittend sliep, met het hoofd gedoken tot op zijn kruis, werd gewekt en weggestuurd door de chef van deze stationsrestauratie. Hij liep gedwee weg en kreeg nog een paar schoten van de scheldkanonnade achter zich aan. Een vrouwtje vlakbij mijn tafeltje, wilde een dergelijke situatie vermijden en vluchtte met haar karretje tjokvol met plastic tassen, weg. De zwervers zijn hier herkenbaar aan hun karretje. Vaak meegenomen van het station. Het is triest gesteld met de dak- en thuislozen in dit land. De temperatuur zal hulpverlening wel uitsluiten, want buitenslapen is niet zo’n hel als in Nederland. Hier blijft de opvang beperkt tot de bankjes in parken en boothokjes.<br />
<br />
<h6>des avonds 21.45 uur. Venetië</h6><br />
Iedere avond reserveer ik een uurtje om mij tot jullie te richten. Want ik wil met jullie graag al mijn belevenissen en ervaringen delen en op deze manier zelf opnieuw beleven.<br />
<br />
Er gebeurt veel op een dag. Als ik een hele dag in de trein zit, zou ik rustig kunnen lezen, maar hier bezit ik vrijwel geen ogenblik om mij terug te trekken met een boek in de hand. Op dit moment zie ik weer uit over de hal van het hotel. De ruimte zit bomvol met mensen en hardlachende Amerikanen, die je zonder veel moeite uit de menigte kan halen. Mijn contacten blijven beperkt tot een vluchtig groeten, waarna ik mij in mijn eigen activiteiten stort. Wellicht is dit een ongebruikelijke daad voor een wereldreiziger, maar zo ben ik blijkbaar. Op reis of gewoon thuis.<br />
<br />
Vanavond weerklonk de sirene. Dat is het signaal dat het springtij aanbreekt. Vermengd met het luiden van de klokken, klonk het angstaanjagend. Maar hier kunnen ze tenminste de sirenes tweemaal daags testen, omdat er onraad is. Het water op het San Marco-plein staat vanavond hoger dan gisteren. Waren er gisteren nog kleine eilandjes van stoeptegels, vanavond was het hele plein een binnenzee. Deze gebeurtenis leverde natuurlijk een zee van toeschouwers op, die zich al fotograferend verwonderden over deze gebruikelijke overstroming. Ik doolde nog wat rond door de straatjes en steegjes, waarna ik het plein nogmaals overzag en mij veel dingen afvroeg.<br />
<br />
Waarom doen ze er niks aan? Want bijvoorbeeld het beroemde hotel Danieli aan de kade, hield de vloeren niet droog. Het schotje voor de deur liet het water toch binnensijpelen. En oplossing lijkt niet mogelijk; hoe eenvoudige deze ook is. Dan blijkt maar weer hoe bureaucratisch Italië wel niet is.<br />
<br />
Vandaag maakte ik echt een boottochtdagje. Ik vertrok kort na ons samenzijn in de stationsrestauratie, naar het glaseiland Murano. Erg bijzonder vond ik het eiland niet, maar de glas die ze daar maken, ziet er wel vriendelijk uit. Het ‘canale grande’ doet ver onder voor zijn grotere broer in de zusterstad Venetië. De huizen zijn ook niet zo welgebouwd en de kerk was helaas gesloten. Het enige wat mij opviel, was een torentje dat erg aan de stadhuistorens van Siena en Firence deed denken.<br />
<br />
Het tweede eiland dat ik aandeed, was het schilderachtige eiland Burano. De tocht per boot duurde wel veertig minuten en ik genoot van de zilte zeelucht die op het achterdek, met de regen, neerviel. Toen ik op het eiland aankwam, goot de regen met bakken uit de hemel. Betreurenswaardig, aangezien de kleuren van de huizen zeker niet uit de hemelse somberheid bestonden. In alle aquareltinten stonden de kleine huisjes erbij. Het formaat van de huizen liet zien dat het om een vissersdorp gaat. Ik heb mijn moed niet met de regen laten vallen en ik besloot om erop uit te trekken, met paraplu en al. In drie kwartieren was ik het eiland rond en ik had er zelfs het kerkinterieur bij betrokken. Ik moest echter weer verder, want de boot naar Torcello wachtte op mij.<br />
<br />
Torcello is een eiland waar niets te beleven valt. Uitgezonderd dan dat er een mooie en bovenal oude kerk staat uit de tiende eeuw. De toren zag ik al vanuit de boot over het eiland uitturen. Met veel plezier liep ik dan ook het tochtje over het verlaten eiland in de richting van de kerk. De kerk was open en gewapend met een walkman liep ik door het fraaie gebouw. De uitleg was in een heerlijk gebrekkig Duits. De eerste maten van een pianosymfonie van Mozart gaven aan wanneer ik het bandje moest stopzetten om even naar het besproken werk te kunnen kijken. De mozaïeken zijn het mooiste, maar kunnen niet wedijveren aan hun mooie broertjes en zusjes in de San Marco. De preekstoel was echter een lust voor mijn ogen. Het vormde een strak uit marmer opgetrokken geheel en het herbergde twee lessenaars, waarmee op twee hoogtes gepreekt kan worden. Met name de kleur van het marmer en de eenvoud van de stijl, spraken mij erg aan. De tachtig inwoners van het stadje, waar oorspronkelijk twintig duizend zielen woonden, moeten met plezier op zondag naar de kerk gaan. <br />
<br />
Toen ik mijn weg naar de aanlegplaats van de boot maakte, hoorde ik het eerste Nederlands van mijn reis. Ik hoorde met plezier twee jonge vrijgezelle dames met elkaar spreken. Ze liepen mij tegemoet en vermeldde allerlei ‘toeristengids’-informatie toen ze langs mij liepen. ‘Weet je dat hier nog maar honderd mensen wonen?’ zei de ene dame tegen de andere. ‘Wat saai,’ meldde de ander. Ik liet niet merken dat ik de taal verstond. Wat een eigenaardige gewaarwording toch. Je lijkt eventjes blij te zijn dat je mensen in je eigen taal hoort spreken en je bent er zuinig op. Je bewaart de woorden in je hart, alsof het edelstenen zijn. En dat terwijl ik in Leiden niet eens meer let op al de taal om me heen. Hier luister je ieder Nederlands woord af.<br />
Het vierde eiland van mijn tocht was aan de beurt, maar ik verbleef er zeer kort, aangezien ik op doorreis was naar het Lido. Treporti is daarnaast absoluut geen bijzonder eiland. Inmiddels viel het duister ook al over het water en ik kwam in de zoveelste boot terecht. Een halte verder, aan de andere kant van het eiland, moest ik overstappen op een groter exemplaar. Het was een redelijk groot schip, maar ik wilde dolgraag het Lido zien. De zee werd wilder en de boot schommelde onstuimig heen en weer. Nu begreep ik waarom ze mij telkens op een groter schip plaatsten. De wind was harder gaan waaien en de golven waren hoger geworden. Op het dek merkte ik daar zeker de gevolgen van.<br />
<br />
Daarom liet ik het Lido, het Lido en beperkte mijn bezoek aan het Lido tot het aanleggen van de boot. De duisternis zou mij niet de impressie geven, waar ik zo op gehoopt had. Wel zag ik vanaf het dek de doorgang in de lagune van Venetië. Een smalle strook water brengt degene die daar behoefte aan heeft, naar de Adriatische zee. Op het gedeelte dat wij daarlangs voeren, waren de golven dan ook het hoogste. Ik genoot van de zeelucht en dit kleine zeereisje. Met genoegen stapte ik even later bij het San Marco-plein weer van de boot. Om mij snel weer op een klein bootje naar het hotel te laten brengen. Bij de halte zag ik nog een dronkaard uiterst gevaarlijk aan de rand van de halte balanceren. Hij zou door het lichtste windstootje in het water geraken. Maar dronkaards weten zich altijd perfect uit dat soort situaties te redden. Het ging, voor de zoveelste keer, net goed. Met een lichte vermoeidheid stapte ik het hotel binnen, maar mijn hersens waren weer heerlijk schoon gewaaid. Na het verkwikkende douchje, wachtte een overheerlijke maaltijd op mij. Van de zeelucht krijg je immers honger.<br />
<br />
Bij het San Marco-plein op een bankje voor het dogenpaleis, zag ik een oude bekende zitten. Hij of zij zat er gisteren ook al, ingebed in een slaapzak, omringd door het hoge water, zat het daar in slaapstand. Het hoofd zag ik niet, waardoor ik een nadere identiteit niet kon vaststellen. Tactisch was deze daad van de mens zonder zichtbaar geslacht wel. Niemand zou de euvele moed bezitten om de persoon bij de slaapzak te vatten. Omdat vijfentwintig centimeters diep water daarvoor overwonnen zou moeten worden.Hendrik-Janhttp://www.blogger.com/profile/06934710703907955689noreply@blogger.com0